Koninklijke belangstelling.
Zekere Heer d'ecquevilly, een Hoveling van geenerlei beteekenis, wedervoer, bij eene gevaarlijke ziekte, de bijzondere eer, dat de Koning (lodewijk XV) dagelijks naar hem liet vernemen. Herstellende, maar zich nog naauwelijks kunnende op de been houden, begaf hij zich naar het lever, om den Vorst zijne onbegrensde erkentenis te betuigen voor dit ongemeene blijk van hooge goedgunstigheid. ‘Ja,’ zeide de Koning, ‘het is zoo, ik heb naar u laten vragen; want uwe ziekte was van een' zeldzamen aard, en ik had plan om u te doen openen!’