Merkwaardige ijshandel.
Het schip the Spring, Kapitein clare, ging op den 17 Maart dezes jaars van Yarmouth in zee, zeilde regelregt naar de kust van Noorwegen, en nam, honderd Eng. mijlen noordwaarts van Drontheim, eene lading ijs in van driehonderd tonnen, elk van twintig centenaars zwaar, waarmede het, op den 8 Junij, den Teems behouden binnenliep. Zekere Heer leftwich, een koekebakker, had het schip gehuurd, en deed zelf de reis mede. Zijn gansche vermogen in gereed geld bestond in 30 pond st.; en, daar deze niet toereikend waren om de kosten der lading in Noorwegen te bestrijden, was hij genoodzaakt, zijn horologie in pand achter te laten, en wel voor 3 pond st. Deze uitgaven, evenwel, zijn slechts eene kleinigheid bij hetgene nu volgt. Wie leest niet met verbazing, dat de arme man aan den Teems door de tolbedienden werd aangehouden, en wel zoo onbarmhartig lang, dat hij, van wege de opgekomene hitte, met grond vreesde, dat zijne schoone koude lading, in den eigenlijken zin des woords, zou verwateren? De Heeren van het tolkantoor waren met de zaak verlegen. In hunne boeken werd niets van dit artikel vermeld, en zij wisten het alzoo onder geenerlei vorm van tolregt te brengen. Eindelijk, nadat zij met dit zeldzaam geval zich genoeg vermaakt, en zich vergeefs daarover den kop gebroken hadden, legden zij den armen drommel, willekeurig genoeg, eenen impost op van 20 percent der waarde; en daarna is gebleken, dat de