Oordeel van Frederik den Grooten over het Nibelungen-lied.
Chr. meinr. muller, de eerste uitgever van het Nibelungen-lied, had aan frederik den grooten verlof gevraagd en verkregen, om dat gedicht hem te mogen aanbieden. De Stadsbibliotheek te Zurich bewaart het antwoord des Konings wegens hetzelve, dus luidende: ‘Het gedicht is geen schot buskruid waard; echter wil Ik het in eene openbare Bibliotheek doen plaatsen, alwaar het dan in vergetelheid mag begraven blijven,’ enz. Deze brief, in het jaar 1783 geschreven, eindigt met de woorden: ‘Ik blijf evenwel uw genadige Koning.’ - Behoudens allen eerbied voor den grooten man, zal tegenwoordig wel geen beschaafd verstand met deszelfs oordeel over dat gedicht instemmen.