Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1822
(1822)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLochem behouden, in 1590.(Historisch zijn, in dit verhaal, de krijgslist der hooiwagens, geleid door den waagmeester van Zutphen, die loon naar werk ontving; het hooiplukken van den zoon des portiers, met de ontdekking, daardoor te weeg gebragt; het lot der manschappen van de wacht; en de brave prançois ballochi. Zie halma, op het woord lochem.)
Portiers jan voerde daags de jongens aan,
Naar Lochems school, en naar de kegelbaan.
's Nachts was het stroopens tijd! Als beurteling
Zijn weg, nu oost, dan west, door 't jagtveld ging,
| |
[pagina 150]
| |
Draafde onze Nimrod voort, op 't scheemrig pad,
Of 't Molen- of Bagijnstraat, in de stad,
Bij klare zon was.
Doch, om haas noch hoen,
Slechts om 't gevaarlijk spel was 't Jan te doen!
Een spreeuw, een uil te ontnestlen, in den muur
Van 't leêgstaand klooster, was geen avontuur
Zijns moeijens waard! Jan's weg ging steiler op:
De raaf na, in een mossig' eikentop.
Maar nu zat Jan verslagen heel en al!
De gluipsche Spanjaard loerde uit Zutphens wal,
Met tijgerblik, en hield den moordklaauw reê.
De stille stond der rust bragt onrust meê,
Die voor geen morgen week: het halfhoog licht
Vond, achter Lochems Berg, de Vest nog digt -
Het valhek, tusschen dubble poorten, neêr -
De lont bij 't stuk - de wachten in 't geweer.
Jan, onderwijl op stadsschool uitgeleerd,
Van 't keeglend krijgsvolk uit de baan geweerd,
Dank aan 't verwenschte Poortslot, jager af, -
Wat zal Jan? ‘Spitten zal ik, voor mijn straf!’
Dit denkt hij - en begint.
Zijns vaders hof
Ziet nu d' Exnimrod streven naar den lof
Van baastuinier. Hij arbeidt, dat hij zwoegt;
En vangt met een Wilhelmus, in de vroegt,
Luidruchtig aan.
Zoo deed hij, zeekren dag,
En hield de poort in 't oog, die bergwaart zag,
Bij 't roeren van de schup.
En, breedgelaân,
Kwam, door de kloof des bergs, een hooivracht aan.
Nog een! nog een! - ‘Hooi! hooi!’ roept onze gast;
‘Hier dient op 't voordeel van de koe gepast:
Hooiplukken is een regt, dat bij de Poort
In oorlogstij'en als in vreê behoort!’
Dat handhaaft Jan! - kijkt toe!
De wagen kwam,
Die, 't voorst van driên, den weg naar 't stadje nam,
En wrikt het valhek binnen.
| |
[pagina 151]
| |
Jan is klaar:
Gij grijpt - hij grijpt - vijf, zes keer na elkaâr -
En grijpt in 't lest... twee voeten! en ‘Verraad!
Moord! Spanjaards! Spanjaards!’ gilt hij door de straat.
En snel, als jong en oud te wapen rent,
Stuift ook de vijand krijschend overend -
De wagens af - de wacht in, - en de Dood
Hen na! - Elk lood treft - ieder ponjaardstoot! -
Van bloed zijpt wand en pijler - stroomt de vloer!
Door 't verre veld weêrschalt het helsch rumoer,
En roept, uit struik en greb, de hinderlaag
Meê steêwaarts! 't Rot van buiten groeit gestaâg; -
Vergeefs kampt wanhoop tegen de overmagt -
Haar strijd houdt op - de dappren zijn geslagt!
Straks vliegt, van bloed verzaad, nu heet op buit,
Des toelegs hoofd en raadsman 't moordhol uit -
Het spoor langs, dat naar 't hart der Vest geleidt,
Waar 't, krommend, zich ten ruimen tweesprong scheidt.
Slechts een, wiens schup zijn krijgstuig werd, staat dáár!
De jongling ziet en kent hem, den barbaar!
Zijns namaags beul, toen Alva's zoon gebood,
En 't ijs voor Zutphens poorters zich ontsloot!Ga naar voetnoot(*)
Hij kent hem, en roept grimmig: ‘Lig daar, schelm!’
En plettert hem de breinschaal met den helm!
En pijlsnel schiet Ballochi van den wal
Ter hulp toe! achter hem zijn krijgertal -
Houweel en roer vereenend - akse en zwaard!
Lansknecht aan burger - jong aan oud gepaard!
De Spanjaard scheurt een open in dien drom;
Maar 't staal valt doodlijk op hem, van rondom;
Wat doorbreekt, waagt geen rugkeer! alles vliedt,
Tot waar de Poort een weerbare engte biedt
Aan de ingeslonken schaar. Hier vastgeperst,
Wendt zij haar spits. Te koen! het lontroer berst
Verdelgend los! 't Geschut, eens bolwerks kruin
Manmoedig afgesleept, bestelpt met puin,
| |
[pagina 152]
| |
Wat door geen ijzer valt! - zijn kracht beslist!
Triomf! triomf! de laatste kogel sist
Den vijand na! De feestklok en de stem
Des orgels roept het juichend volk tot Hem,
Die uitkomst gaf!
Ballochi zoekt den Held,
Wiens regte den Verrader heeft geveld,
En gespt hem, voor elks oog, den degen om;
En vaandrig jan trekt op naar 't Heiligdom.
a.c.w. staring.
|
|