Naïve onnoozelheid.
Roosje stond met antonie voor het altaar, om te trouwen. Voordat de priester het werk begon, lispelde de bruid denzelven zachtjes in het oor: ‘Och, heer pastoor! ik wou ook zoo graag den eertitel hebben, dien de zalige vrouw van den schoolmeester vóór acht dagen van u kreeg; gij moest dan zoo goed zijn, als gij het woord jongedochter uitspreekt, er wijlen bij te voegen.’
In het Meng. des vorigen jaars, No. XV, bl. 705, reg. 17, staat: submaxillares; moet zijn: sublinguales. No. XVI, bl. 776, vierde couplet, laatste reg., staat slecht, lees slechts. No. I voor 1822, bl. 41, reg. 11, moet zijn: geleefd!