Vrijmoedige Aanmerkingen op de Recensie van het Regtsgeleerd Advijs van den Ridder Chauveau-Lagarde, in de zaak van den Heer Menu, geplaatst in de Boekbeschouwing der Vaderlandsche Letteroefeningen voor Junij 1822. No. VII. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. In gr. 8vo. 20 Bl.
Bij onze hier aangewezene beoordeeling heeft het Publiek gelagchen ten koste van den Heer menu; voor zes stuivers kan het nu nogmaals lagchen, en wij zeggen proficiat! al warc het dan ook te onzen koste. Een Latijnsche schooljongen, denken wij, of misschien wel reeds aan de Akademie een groentje, (die echter voor zijn preccatur en infra crisis eene plak verdient) stelt ons te regt, en betoogt, dat een Regtsgeleerd Advijs - een Regtsgeleerd Advijs en niets anders is, voor welke schrandere onderrigting wij hem onzen dank betuigen; voorts ontzegt hij ons kunde, oordeel, smaak, en vooral het echte zout: dit aardig compliment nemen wij van het jongsken almede voor lief. Eindelijk berigt hij nog, dat Heer tomasachi de stokslagen niet mede heeft toegediend, hetwelk alzoo menu moet gedacht of gelogen hebben; en wie dan de vierde man geweest zij, (van vier Heeren gewaagt de Aanmerker toch ook) blijve onbekend; misschien was het joostje wel! - De episode over het Brommertje, de Kermis en de Pantoffelparade is wat al te vrijmoedig, en valt bezijden ons; want de Redacteur der Letteroefeningen (j.w. ijntema) is de steller der bewuste recensie niet. Dat er onder de Heeren stokslagers gevonden worden, die dan toch zoo afkeerig niet van Fransche zeden zijn, is eene voor het publiek weinig belangrijke verklaring