Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1822

Katholijke Gebeden en Godsdienstige Bespiegelingen voor den beschaafden stand van het Vrouwelijk Geslacht. Naar het Hoogduitsch. Te Utrecht en te Leyden, bij G. Banning en J.W. van Leeuwen. 1821. In kl. 8vo. 215 Bl.

Wat zullen wij van dit boekje zeggen? Prezen wij het, dan, vreezen wij, zou juist onze lof hetzelve minder doen gebruiken door het publiek, voor hetwelk het eigenlijk bestemd is; en keurden wij het af, zoo zou juist die afkeuring eene sterke aanbeveling zijn. Het best is, dat wij dan eenvoudig referenten zijn. Het is een Gebeden- en Stichtingboek, zegt het voorberigt; en de opgave van den inhoud strekke ten bewijze, dat het werkje aan dezen titel beantwoordt. Het bevat, 1) een Ochtend- en een Avondgebed; voorts Christelijke Overdenkingen tot stichting, over de vrouwelijke waarde, - bestemming. - God onzigtbaar en toch tegenwoordig, - van eeuwigheid liefde en onveranderlijk. - Reinheid van hart

[p. 279]

en levenswandel. - Gods vermaningen. Het Christelijk vertrouwen tot God. - De zegeningen eens Christelijken gebeds. 2) Gebeden gedurende de H. Mis; hier acht in getal. 3) Christelijke boete, ter voorbereiding, - gewetensonderzoek, - berouw en bekeeringsvoornemen. - Vóór en ná de biecht, en vóór en ná de Communie. 4) Op de voornaamste Feestdagen des Heeren; zes in getal. 5) Op die der H. Maagd Maria; hier hebben wij er zeven. 6) Eindelijk, Gebeden voor onderscheidene omstandigheden. Eene jongedochter, - huisvrouw, - moeder. - Bij het sterven van een kind. - Eene weduwe, - in verzoeking, - in droefheid. - Een kranke in eenen slapeloozen nacht. - Christelijke gewaarwordingen bij graven. - Algemeen dagelijksch gebed.

Taal, stijl en spelling dragen, over het geheel, onze goedkeuring weg. Wij mogen niet meer zeggen; want de bedenking, die wij opgaven, moet ons terughouden. Of wij Protestanten den inhoud en doorgaanden toon goedkeuren, moge dan een raadsel blijven; genoeg, ja alles doet de verklaring van j. cramer, Aartspriester van Holland, Zeeland en Westvriesland, af, welke zegt, dat dit boekje hem voorkomt (een Priester der onfeilbare Kerk moest toch stelliger spreken, dunkt ons) niets te behelzen tegen de Leer en goede Zeden der H. Kerk. Dus kan het de Roomschgezinde gerust gebruiken. Den Protestant, die meenen mogt, dat de Roomschgezinden intusschen overal tot gebeden en overdenkingen geheel in dezen geest worden opgeleid, raden wij, in de Roomsche kerken nu en dan eens te luisteren en rond te zien; en hij lette bij dit boekje vooral ook op hetgeen hij niet alzoo gelooven en medebidden kan, opdat hij hier of daar het timeo Danaos etiamsi dona ferentes niet uit het oog verlieze.