Woordsmeding.
In een gezelschap, hetwelk zich bezig hield, om voor vreemde benamingen echt-Nederduitsche woorden te vinden, vroeg men onder anderen ook, hoe men het woord cigaro zoude vervangen? Langen tijd zocht men te vergeefs naar een gepast woord, tot dat eindelijk iemand zeide: ‘Er is reeds een woord voor. Onlangs ging ik voorbij eenen post, waarbij men niet rooken mogt; voor mij heen ging een man met eene brandende cigaro in den mond. De schildwacht riep hem toe: ‘Zoo gij niet ophoudt, dan sla ik u dien gloeisteel uit den mond.’