Hoogleeraar clarisse eenigzins weten te waarderen, zullen zich van harte verblijden, dat zijn Zoon, die met regt de Doctorale waardigheid aan de Leydsche Hoogeschool verkregen heeft, door het bewerken van zijne inaugurele proeve uitnemend veel van zich doet beloven, en reeds getoond heeft, wat een jongeling, met de geschiktste geestvermogens begaafd, en door het luisterrijk voorbeeld zijns Vaders aangevuurd, door vlijt en naarstigheid verrigten kan. Deze verhandeling, inderdaad, over de vijftien liederen Hammaäloth, is meer dan eene proeve, zoo als zij op den titel benoemd wordt. Het is een, voor een' jongeling, doorwrocht stuk, waarin veel belezenheid en veel geleerdheid aan den dag wordt gelegd. Sommige zullen, mogelijk, vinden, dat verscheidene bloote opgaven van namen en eenige aanhalingen in allerhande talen beter hadden kunnen wegblijven, en dat het stuk dan wat minder kakelbont, in verscheidene opzigten, er zou uitgezien hebben. Dan, wij voor ons kunnen dat weelderig en eenigzins wild voorkomen van eene jeugdige bewerking zeer wel verdragen, en vertrouwen, dat rijper oordeel en een meer geoefende smaak eenen jongeling van zulk eenen schoonen aanleg, in het vervolg, bij het schrijven en uitgeven van het een of ander stuk, allen schijn van overtolligheid en onbevalligheid zullen leeren vermijden.
Het stuk heeft eenen zeer geregelden gang. In voorloopige aanmerkingen wordt gehandeld over de algemeene benaming dier vijftien Psalmen, en de voorkeur gegeven aan het gevoelen, volgens hetwelk het reisliederen zijn, - liederen, door de uit hunne ballingschap terugkeerende of teruggekeerde Joden op hunnen toestand toegepast; voorts over de makers dier liederen; dan over derzelver oogmerk, inhoud en uiterlijken vorm; eindelijk over de godsdienst- en zedeleer, in dezelve vervat, alsmede over derzelver dichterlijke waarde. Nu volgt eene schoone Latijnsche vertaling van al de liederen, en eindelijk uitvoerige aanmerkingen over