ver loop te kunnen beteugelen. - Ik kan hier nog bijvoegen, dat jonge lieden, die ik vóór verscheidene jaren had gevaccineerd, zich niet ontzien hebben, om de aan pokken lijdende kinderen, bij herhaling, te bezoeken, zonder dat iemand hunner is besmet geworden; zoodat het gerucht onwaarheid is, dat eenige kinderen, voorheen gevaccineerd, door kinderziekte zijn aangetast. De zoodanigen, van welke zich dit gerucht verspreidde, heb ik dadelijk bezocht, en bevonden, dat dezelve somwijlen door deze of gene nietsbeduidende huiduitslagen waren aangedaan, die, omdat dezelve bij de ouders onbekend waren, en, naar hun inzien, toch eenen naam verdienden, met dien van kinderpokken bestempeld werden. - Het is voorts niet onmogelijk, dat eenige gevaccineerde kinderen door de pokken werden aangedaan: want men behoeft maar te letten op de wijze, waarop sommige kinderen zijn gevaccineerd. Het denkbeeld, dat de stof, uit anders goede koepokken genomen, voldoende is, om anderen, zonder tijdsbepaling, daarmede in te enten, kan hiervan genoegzaam de reden zijn. Eenigen, niet genoeg met de vaccine bekend, oordeelen de stof voldoende, ook dán, wanneer dezelve met den 11den of 12den dag, ja soms later, werd overgeplant; maar, daar
dan de koepokstof hare dunheid en helderheid verloren heeft, troebel en meestal etterachtig geworden is, zoo heeft mij (om van geene andere geneeskundigen te spreken) de ondervinding geleerd, dat deze stof niet dan onvolkomene koepokken voortbrengt, en dat kinderen, hiermede gevaccineerd, gevaar loopen, vroeg of laat, door de kinderziekte te worden aangetast. Opzettelijk heb ik hieromtrent proeven genomen, en bevonden, dat, wanneer ik, eenige weken daarna, de inenting met koepokstof, op dat tijdstip gebezigd, wanneer dezelve dun en helder was, hervatte, alsdan de bevorens ingeënten op nieuw koepokken kregen, die haren behoorlijken loop hielden, en wier stof, op anderen overgebragt, de gewenschte vaccine opleverde.