| |
Iets, over de bussen, of zoogenaamde geneeskundige societeiten, in de stad Rotterdam.
Was het eene waarheid, dat er, ten opzigte van de uitoefening der geneeskunde in deze stad, veel verbetering noodzakelijk was; eene verbetering, waaraan zoo velen der geachtste geneeskundigen werkzaam waren, en in welker daarstelling zij alleen door eenige belangzuchtige Collegaas, maar vooral door velen van de burgerij zelve, noch aan den ouden slender gewoon, wederstreefd werden, vooral daar het deze, van de waarde van hun vak overtuigde, mannen aan het noodige gezag ontbrak: thans zien wij, door de vaderlijke zorg van eenen geliefden Vorst, der geneeskunde eene eervolle loopbaan afgebakend, en der lijdende menschheid een geruststellend vooruitzigt geopend. Wenschelijk is het slechts, dat de vastgestelde wetten niet, even als zoo vaak gebeurt, verwrongen, en, door kleine uitzonderingen te misbruiken, aan baatzuchtige oogmerken dienstbaar gemaakt, en daardoor de goede bedoeling van den wetgever te leur gesteld worde.
De Medicinae-Doctor blijve arts, maar aan het ziekbed; de Chirurgijn zij wondheeler, en geene inwendige praktijk doe hem buiten zijn vak treden, of geene winzucht verleide hem, om, gebruik makende van een enkel artikel der wet, zijne lijders op de lijst der venerische zieken te plaatsen, en
| |
| |
zichzelven of zijne kunatgenooten daardoor aan eerroovende beoordeelingen bloot te stellen. Eindelijk, wanneer zich een ieder, volgens eed en pligt, bij de uitoefening van zijn vak, en ook daarbij alleen, houdt, zal de wil van Z.M., de wensch van zoo vele brave geneeskundigen, en het welzijn der in gezetenen, volkomen behartigd worden. Wenschelijk is het, dat eene goede geneeskundige Policie, zonder onderscheid van persoon te maken, de gestatueerde wetten zal willen en blijven handhaven.
Intusschen is naauwelijks de gegevene wet in aanvankelijke werking, of de burgerij zelve begint een middel te zoeken, om de uitoefening der geneeskunde voor genees- en heelmeester een werk van verdriet te doen zijn; en dit middel is gereedelijk gevonden in de zoogenaamde Bussen of Gezondheidssocieteiten.
Gewoon om den Medicinae-Doctor met het schandelijke loon van een' schelling na het doen zijner visite af te zetten, acht men het eene berooving, dat er van hooger hand aan de uitoefenaars der kunst een behoorlijk honorarium worde toegekend; en, om dit te ontduiken, zal men zich zoo spoedig mogelijk in eene bus doen inschrijven; dan is men verzekerd, dat de onkosten voor zijne aanbestede gezondheid niet hooger dan vijf à zes gulden per jaar zal bedragen, en alzoo des te meerder overschieten voor luxe of vermaak.
De bussen, of geneeskundige Societeiten, werden hier ter stede opgerigt door den Weled. Heer Dr. bicker, met het menschlievend oogmerk, om aan dienstboden, wier jaarlijksch loon, en aan ambachtslieden, wier daggeld hun niet toeliet groote uitgaven te doen, gelegenheid te geven, om buiten het Gasthuis eene goede geneeskundige behandeling te genieten. De geneesheer nam met een warm menschengevoel dit werk van barmhartigheid waar, en de lijder beloonde zijne opoffering van tijd en moeite met dankbaarheid.
Doch, wat is thans van deze zoo nuttige inrigting geworder? Van tijd tot tijd heeft men die Societeiten zoodanig vermeerderd, dat, daar voorheen circa vijf- à zeshonderd leden op deze wijze bediend werden, men thans een getal van tien- à elfduizend menschen telt, welke hunne gezondheid hebben aanbesteed.
Door welke voorwerpen nu moet dit getal worden uitgemaakt? Het minst door dienstboden! Deze, welke alle fond- | |
| |
sen zoeken om den zwier en tooi hunner meerderen na te apen, hebben nog niet eens een paar stuivers in de week over, om in geval van nood geholpen te worden; daarvoor laten zij het Gast- en Manhuis zorgen.
Door de klasse van handwerkslieden? Hiertegen getuigt het ontzettend getal der genen, welke jaarlijks, zoo door de vaderzorg van onze Regering, als door de bijzondere godsdienstige Genootschappen, van genees- en heelkundige hulp voorzien worden; en het getal der zulken gaat zeker dat der busleden te boven.
Voor het grootste gedeelte dus bestaan de bussen uit den voorheen zoo zeer op fatsoen gestelden burgerstand. Deze ontzien zich thans niet meer, zich gelijk te stellen met hun pakhuisknecht of dienstmeid; ook zij moeten voor hunne gezondheid accorderen, en daardoor te meer vrij zijn in uitgaven van een' anderen aard, welke door een Doctors- of Chirurgijns rekening (voor eigen privé) zouden besnoeid worden. Immers is het niet te logenstraffen, dat zich verscheidene leden in de bussen bevinden, welke, tot hun huishoudelijk gemak, zich door knecht en meid tevens laten bedienen. Dezen moet men voor vijf à zes gulden per jaar in de Gezondheidssocieteit nemen; ofschoon velen er niet op zien, drie à vier gulden per week in eene Societeit, onder het genot van spel en wijn, zulkerwijze op te offeren, dat den volgenden dag de geneesheer zijn bus-salaris aan hen kan komen verdienen. Zijn nu zulke menschen billijk het voorwerp eener hulp, welke uit barmhartigheid geschiedt?
Wat nu het lot van Doctor en Chirurgijn is bij zulk eene inrigting, is gemakkelijk na te gaan. Terwijl de dienstbode, uit vreeze van haren dienst verstoken te zijn, of met een: het zal wel overgaan! van dag tot dag uitstelt, den geneesheer te raadplegen; terwijl de ambachtsman, dikwijls met de koorts op het lijf, om toch maar zijn daggeld nog te verdienen, zijne ziekte door werkzaamheid tracht te verdrijven, weet de meer vadzige en weinig doende uit den burgerstand niet, hoe spoedig hij om den Doctor zal zenden, die, zoo hij eens niet t'huis is, of voor hem belangrijker patienten te bezoeken heeft, al spoedig de norsche aanduiding ontvangt, dat men zulk eene behandeling niet weer verwacht, daar men op zijn' tijd het busgeld betaalt, en dus, indien het meer gebeure, zich bij Directeuren zal beklagen.
| |
| |
Een ander gebrek in vele bussen is, het, tegen alle reglementsvoorschriften aan, innemen van leden, zonder dat dezelve door deskundigen gevisiteerd en gezond bevonden zijn. Hierdoor komt alles in de bus, en dezelve wordt geheel tot een Gasthuisfonds misbruikt. Verscheidene leden zijn er, die juist daarom in de bus gaan, omdat zij sedert jaren aan deze of gene kwaal sukkelen, en het hun verdriet, na elk nieuwjaar eene Doctors- of Chirurgijns-rekening te ontvangen. Men heeft kennis aan dezen of dien Directeur, en men wordt als goed vriend in de bus geschreven, houdt zich eenigen tijd stil, en dan den Doctor gehaald, en, ten koste van een ander, die billijke aanspraak heeft, braaf aan het medicineren! (Er zijn er in de bussen, die van primo Januarij tot ultimo December trek in medicijnen hebben.) Men heeft nu toch alles voor hetzelfde geld, of de Doctor ééns komt of honderdmaal! De geneesheer moge hier nu tijd en geduld verliezen, de patient vordert, volgens reglement, dat hij bezocht worde. Hoedanig kan men nu verwachten, dat de geneesof heelkundige behandeling bij zulk eene inrigting zal zijn? De Doctor geniet, volgens zijne met Directeuren gemaakte overeenkomst, een gulden of iets meerder per lid in 't jaar; dit maakt voor elke week een honorarium van drie à vier duiten; hiervoor moet hij dag en nacht gereed zijn de zieken te bezoeken. Als man van eer getrouw aan de door hem aangegane verbindtenis, als mensch en Christen zelfs verblijd, dat hij in staat is zijnen lijdenden evenmensch te redden of diens smart te verligten, doet hij dit volvaardig, wanneer hij geroepen wordt bij hen, die waarlijk aanspraak op zijne hulp hebben; maar het moet hem grieven, wanneer hij zijne visite moet doen in huizen, waar alles de welvaart, ja den overvloed der bewoneren aantoont. Hier moet hij toch ook zijne vier duiten per week verdienen! en dikwijls verdient hij die niet, daar de Heeren Directeuren toch ook lid van de bus zijn, en, in sommige bussen, velen,
behalve een honorarium van veertig gulden of meer, met hunne huisgezinnen vrije genees- en heelmiddelen genieten, zonder te contribuéren: maar nu, hier mag de Doctor ook wel pro Deo werken, want Directeuren hielpen hem immers aan het broodje!!
Natuurlijk is het intusschen, dat de geneesheer zijn werk op deze wijze lusteloos doet, en er zich op toelegt, om de
| |
| |
geringe lieden in zijne bus wél en volgens pligt te bedienen; terwijl hij de meer gegoeden, door zoo laat mogelijk hen te bezoeken, en door het onvriendelijke van zijn gedrag, daar anders meêwarige minzaamheid een hoefdtrek van zijn karakter is, zeer duidelijk doet gevoelen, hoe ongaarne hij zulke patienten bezoekt, die, tot hunne schande, hunne gezondheid het voorwerp van eene aanbesteding maken.
Het noodzakelijk gevolg van dit alles is, de levering van slechte of geknoeide geneesmiddelen; en het kan niet anders zijn: de Apotheker ontvangt, per lid, dertig of tweeëndertig stuivers in 't jaar; en er zijn er, die slechts vijfentwintig stuivers genieten. Treft hij nu het ongeluk, dat zijne bus uit veel burgerstand bestaat, dan kan hij verzekerd zijn, dat tien à twaalf recepten daags zeer middelmatig is, als hij driehonderd leden te bedienen heeft. Dus kan hij dan voor drie stuivers al heerlijke medicijnen leveren! Het onmisbaar gevolg is, dat de Doctor, hoezeer overtuigd van de noodzakelijkheid, schrikt, om een recept voor te schrijven, dat van eenige waarde is; daar hij overtuigd is, dat de Apotheker het niet kan leveren.
Integendeel in bussen, grootendeels uit de geringe klasse zamengesteld, heeft de Apotheker op de duizend leden naauwelijks acht recepten daags; en dan kan hij, wanneer de Doctor in ligte gevallen huishoudelijk te werk gaat, in zware ziekten zeer goed zulke medicijnen leveren, welke, in een gelijk geval, met de door den rijkdom duurst betaalde kunnen vergeleken worden. Doch, zoo lang aan de meer gegoeden niet belet wordt, dit geluk hunnen minderen medeburger laaghartig te ontvreemden, zullen de bussen eene bron van knoeijerij en een beklagelijk bederf voor het leven en de gezondheid der deelnemeren, en dus een gemaskerd moordhol voor de maatschappij zijn.
Ofschoon ik mij niet wil vermeten, middelen tot een volkomen herstel voor te slaan, wil ik het echter wagen, mijne gedachten daarover ter neder te stellen.
Van de zijde der Busdirecteuren zelve behoorde nooit een lid te worden aangenomen, ten zij hij, zonder onderscheid, door een' Doctor en Chirurgijn behoorlijk geëxamineerd ware, en door een attest bewees, buseigen te zijn.
De busgelden behoorden niet op elkander gestapeld en in voor de leden nuttelooze papieren veranderd te worden;
| |
| |
maar men moest daarvoor aan de meest werkzamen in de bus, Doctor, Chirurgijn, en vooral aan den Apotheker, naar gelange der omstandigheden, een extra honorarium uitkeeren; dit zoude ambitie geven, en goede middelen doen leveren.
De Directeuren moesten het systeem laten varen, dat ieder lid een zieltje gewonnen is; dan zoude dikwijls de heer en jufvrouw geweigerd, en knecht of meid ingeschreven worden.
Eindelijk, het eenstemmig werken van Heeren Doctoren, enz. tot wering van alwat niet in de bus behoort. Doch dit onder de pia vota!
Krachtdadiger middel zoude zijn, wanneer, onder de zorg van het Gouvernement, onze geachte Regering zich wilde verledigen, in dezen de hand te leenen, en ook voor bussen eene vaste orde te bepalen; daar er toch geene stad in ons Rijk is, waar deze inrigting zoo zeer misbruikt wordt, als hier. Wel is waar, het is eene vrije burgerlijke overeenkomst, en het staat in zoo verre ieder vrij, of hij al of geen Doctor, onder of buiten accoord, wil gebruiken. Doch men zoude zulk eene verordening even min dwang kunnen noemen als zoo menige andere ordonnantie, welke zelfs het getal der personen bepaalt, die een koop thee, tabak, koffij of wijn mogen veilen, of een testament in orde stellen; daar toch de Souverein en de Staat meer belangs hebben bij het leven en de gezondheid van deszelfs ingezetenen, dan bij een' beschadigden koop koffij, thee en wijn, of eene valsche clausule in een testament.
Door zulk eene verordening zoude de geneeskunde, geheel op een' vasten voet gesteld, ook voor de mindere klasse een wezenlijke zegen zijn; de geneeskundigen, in alle vakken, die toch in hun ensemble eene achtingwaardige en voor eene stad gansch niet onbelangrijke klasse uitmaken, zouden met eer en ambitie werkzaam zijn; en, wat zeker vooral geldt, menig ingezeten zoude niet zoo vroeg grafwaarts gebragt worden, of, tot schande der kunst, een verwaarloosd en ziekelijk ligchaam ronddragen. - Dixi!
Rotterdam, Nov. 1818. |
|