| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
De tegenwoordige staat der Grieksche Kerk in Rusland, of kort begrip van de Christelijke Godgeleerdheid, door Platow, wijlen Metropolitaan van Moscow. Uit de Slavonische in de Engelsche taal overgezet. Met eene Inleiding over de kerkelijke inrigtingen in Rusland, en een Aanhangsel, betreffende den oorsprong en de verschillende sekten der Russische Dissenters, door R. Pinkerton. Uit het Engelsch vertaald. Te Haarlem, bij J.L. Augustini. 1817. In gr. 8vo. f 3-:-:
De tweede hoofdafdeeling der Christenkerk, bekend onder den naam van Oostersche of Grieksche Christenen, en welke, zoo men ook de Dissenters en de Monophysiten daaronder rekent, omtrent 53 (en in Rusland alleen ruim 33) millioenen menschen bedraagt, is in hare leer en kerkgebruiken in Europa over 't algemeen nog weinig bekend. De Reizigers, die hare omslagtige plegtigheden door onkundige Priesters zien verrigten, geven ons daarvan een zeer ongunstig denkbeeld. Zou het echter billijk zijn, b.v., de leer en eerdienst der Hervormden uit het jammerlijk gezang (si Dis placet) en het somtijds niet minder jammerlijk gepreek op menig afgelegen dorp te beoordeelen? En hebben de Reizigers, die den Griekschen Godsdienst zoo ongunstig beoordeelen, wel immer gelegenheid gehad, hoogere Geestelijken dier Kerke, b.v. van den berg Athos, van Moscow of Petersburg, te spreken of te hooren? Recensent althans bekent openhartig, dat bij hem het vooroordeel tegen de Grieksch-Russische Kerk, 't welk hij aan de bijna overeenstemmende getuigenissen van zoo vele Reizigers te danken had, al zeer diep zat, en dat hij nog dikwijls, onder de lezing van
| |
| |
het voor hem liggende werk, zichzelven afvroeg: Maar hoe komt dit toch met de dierlijke domheid der Pope's overeen? Dit is immers bijbelsch, Christelijk, uitnemend! Zou ook de Vertaler, pinkerton, de Kerk, die hij wilde doen kennen, en waarin hij zeker vele vrienden telt, een weinig opschikken, een weinig angliséren? - Maar deze verdenking moest verdwijnen door de verzekering diens Vertalers, (welken wij alle reden hebben voor een' gemoedelijk' en waarheidlievend' man te houden) dat hij alle pogingen aangewend heeft, om de denkbeelden van het oorspronkelijke getrouwelijk over te brengen, en niet zelden de kieschheid aan de duidelijkheid heeft opgeofferd. Toen verwonderde zich Recensent, dat hij niet eerder aan het groote Privilegie der Reizigers gedacht had; en dat zij hiervan zelfs een zeer matig gebruik gemaakt hadden, door namelijk niet voor de hand weg te liegen, maar slechts van de Godsdienstleeraars en het uiterlijk kleed tot het inwendige der leer te besluiten.
Wij ontvangen dan hier een echt, officieel verslag van de leerstellingen, die de Grieksch-Russische Kerk voor de hare erkent, uit de pen van eenen harer voornaamste Kerkvoogden, den Metropolitaan (omtrent zoo veel als Aartsbisschop) van Moscow, die dit werk in 1765 uitgaf, in den beginne dus der Regering van catharina de II. Welke vorderingen zal dan verlichting en bijbelkennis wel onder de lange Regering dezer werkzame Vorstin, en vooral onder die van haren Kleinzoon, den grooten alexander, hebben gemaakt; van hem, die Christen is in den edelsten zin van het woord, en reeds zoo veel voor het Christendom in zijn Rijk heeft gedaan! Waarlijk, dit gaf ons een zeer bemoedigend vooruitzigt; want de geest van dezen grooten Katechismus van platow is op de meeste plaatsen reeds zoo zuiver Christelijk, zoo volmaakt bijbelsch, dat de Protestant dien met kleine verandering den zijnen zou kunnen maken. Het trof ons vooral, zoo veel algemeen, zoo weinig bijzonder of sekten- | |
| |
Christendom, en bijna geheel geene controverse te vinden. Van dit stokpaardje der oude Katechismuschrijvers maakt zich deze in ééns af, (bl. 214, 215) door het verschil der Roomsche, Luthersche en Hervormde Kerken met de zijne kortelijk aan te wijzen. (Het spreekt van zelve, dat wij de verdediging des Christendoms tegen het ongeloof, die hier dikwijls voorkomt, geene controverse noemen.) - Doch laten wij den Lezer een meer geregeld denkbeeld van dit merkwaardige boek geven.
Na een vlugtig overzigt van de Geschiedenis der Grieksche Kerk in Rusland, geeft ons de Inleiding des Vertalers een denkbeeld, vooreerst van de scholen of Seminariën voor zonen der Geestelijken, haren snellen aanwas (sedert 1764 van 6000 tot 26,000 leerlingen), herhaalde verdubbeling van bezolding (sedert 1764 van 38,000 tot 362,000 roebels), maar gebrek aan boeken; spreekt dan van de Russische Geestelijkheid zelve, verdeeld in geordenden, of Kloostergeestelijken, die niet trouwen mogen, en wereldlijke Priesters, die trouwen moeten, doch slechts ééns. Tot de eerstgenoemden behooren de hoogere rangen van Bisschop, Aartsbisschop en Metropolitaan, te zamen Arcaires genoemd. De Geestelijkheid is vrij van belastingen. De Schrijver leidt ons vervolgens rond in een Grieksch kerkgebouw, en wijst ons in den langdurigen openbaren Godsdienst, door de ongemeene uitgebreidheid der Liturgie veroorzaakt, de reden van het schielijk spreken des Priesters aan. Voorts wordt nog gehandeld over de Grieksche monniken (allen van de Basilius-orde), over de hoogste waardigheid in de Kerk, thans aan de Heilige Wetgevende Synode toebetrouwd. In eene belangrijke Noot (bl. 39) vindt men eene opgave der bevolking en bevolkbaarheid van Rusland; vier- en veertig millioenen de eerste, en zeshonderd de tweede. Welk een Rijk?
De Christelijke Godgeleerdheid zelve is niet, op de gewone wijze, in vragen en antwoorden verdeeld, maar doorloopend onderwijs, met eenige weinige vragen,
| |
| |
als titels voor sommige hoofdstukken. Dit onderwijs is zeer goed en geleidelijk, door eene gepaste aanhaling van bijbelplaatsen. De korte inhoud van ieder hoofdstuk volgt achter de vraag of het opschrift. Het eerste deel bevat den zoogenaamden Natuurlijken Godsdienst, ter voorbereiding tot het Evangelie, namelijk door het besef onzer schuld en ellende, als gevallene en bedorvene zondaars, die ons doet uitzien naar verlossing. (Men ziet, dat dit ook de gang van een zeer bekend Protestantsch leerboekje is, welke ook in het volgende met dien van platow's boek eene treffende overeenkomst heeft.) De mensch dus, buiten staat zichzelven te redden, moet uitzien naar middelen, om gered te worden. Deze vindt men in het Evangelie; en hiermede opent zich dan het tweede deel, geheelenal over jezus christus, de leer der verlossing, en het geloof, met de verborgenheden, handelende. Vooraf gaat een betoog, dat de H. Schriften het woord van God zijn, (uit voorzeggingen, heiligheid der geboden, en wonderen.) Jezus christus is de geheele kracht en inhoud der H. Schrift. Doch de Kerk, naar Hem genoemd, kan in drie toestanden beschouwd worden, waarvan adam, mozes en de Heiland zelf de uit stekende punten zijn. Hierop wordt de Geloofsbelijdenis der Apostelen, met de bijvoegingen der Niceesche Kerkvergadering, omstandig doorgeloopen, en daarbij nog al tamelijk lang bij de kerk vertoefd. Zeer opmerkelijk zijn de woorden op bl. 221, 222. ‘Christus alléén is het hoofd van dit bestuur en dezen dienst der Kerk, dewijl, gelijk Hij de grondlegger en stichter zijner Kerk is, Hij zoo ook derzelver éénig, onafhankelijk regeerder is, die haar, door zijn woord en zijnen geest, onzigtbaar regeert. Gevolgelijk kan de Kerk, in zaken, die het wezen des
geloofs betreffen, niemand, dan alleen Hem en het duidelijk getuigenis van Gods woord, eerbiedigen en gehoorzamen.’ Bij zulke grondbeginselen is eene vereeniging der Oostersche Kerk met
| |
| |
de Protestanten zeer mogelijk, en ook wenschelijk. - In het punt der verdienstelijkheid van goede werken en der regtvaardiging is de Grieksche Kerk het ééns met het Protestantsche gevoelen, en verwerpt althans geheel het overwerken voor den schat der Kerke, waardoor de Heiligen nog al een aardig kapitaaltje moeten hebben overgewonnen, 't welk in de aflaten rijkelijke interessen geeft. Men loopt nog hoog met die veelal onchristelijke Sanhedrins, onder den naam van Kerkvergaderingen somtijds zoo bloedig bekend. De verborgenheden (Sacramenten) beslaan de laatste plaats in dit deel; doop en avondmaal zijn de twee voornaamste en uitstekende; vormsel en boete behooren aan alle Christenen; maar ordening, het huwelijk en de heilige olie zijn niet voor allen verbindend, (bl. 231.) Bij deze vijf laatste plegtigheden geeft de Eerw. Vertaler onder den tekst vrij belangrijke ophelderingen. Het avondmaal wordt in beide gedaanten, door indooping van het brood in den drinkbeker, uitgereikt, ook aan kinderen, zoodra zij gedoopt zijn. ‘Ik weet niet,’ zegt de opsteller, bl. 240, ‘wat de bijgeloovige Paus, in den geduchten dag des oordeels, ter verantwoording zal kunnen zeggen, dat hij, lijnregt strijdig met het bevel des Heeren, den drinkbeker des avondmaals den leeken onthouden, en hun het avondmaal alleen in ongezuurde ouwels uitgereikt heeft.’ De Grieksche Kerk gelooft de Transsubstantiatie, die, volgens den Vertaler, in de middeleeuwen daarin is binnengeslopen. Het heilige oliesel wordt meer in den geest van Apostel jacobus bediend, (Jac. V:14, 15.) dan in de Roomsche Kerk; schoon men bekennen moet, dat deze plegtigheid, na het ophouden van het wondervermogen der eerste Kerk, geheel niet meer te pas komt. Voorts wordt nog, hoewel kortelijk, van de
overleveringen gesproken; en hier is zekerlijk, door eene onbegrijpelijke menigte, veelal ijdele plegtigheden, de nachtzijde der Grieksche Kerk, die echter meest in 't oog valt, en haar dus ook wezenlijk bij velen, die
| |
| |
niet tot haren geest doordrongen, in een ongunstig licht heeft moeten stellen. Het tot nu toe afgehandelde beschouwen de Russische Godgeleerden, als behoorende tot het geloof; de opstanding der dooden en het eeuwige leven betrekken zij tot de hope, en de wet tot de liefde. De wet der tien Geboden is dus het laatste gedeelte van dit leerboek; en onder die wet wordt, volgens den ouden leertrant, de geheele zedekunde gebragt, die hier vrij volledig, en zelfs in kleine bijzonderheden, wordt voorgesteld. Dus wordt b.v. (bl. 347), bij de uitlegging van het negende Gebod, de listige kwaadsprekendheid, die een' ander' wil schijnen te prijzen, ontmaskerd. Korenwoekeraars en dagdieven worden zonder genade in de Cathegorie der dieven geplaatst, (bl. 338, 341, 342.) De liefde des Naasten wordt deels tot het vijfde, deels tot het zesde Gebod betrokken; het eerste althans is vrij onnatuurlijk, daar onze Naasten toch onze Ouders niet zijn. Omtrent het tweede Gebod, over den beeldendienst handelende, tracht de Aartsbisschop wel het gebruik der schilderijen, (niet standbeelden) welke de Grieksche Kerk in hare tempelgebouwen duldt en ter vereering doet plaatsen, te verdedigen; maar is tevens zeer bedacht, om voor alle bijgeloof en afgodische vereering te waarschuwen; ook wordt er (bl. 302) wel degelijk een groot onderscheid gemaakt tusschen de vereering van de schilderij des Zaligmakers en die der Heiligen, terwijl men er bijvoegt: ‘Niettegenstaande alles, wat er gezegd is, kan deze wettige en heilige vereering van de schilderijen tot de gruwelijkste zonde van Afgoderij overslaan, wanneer iemand hoopt op, of al zijnen eerbied bepaalt tot de heilige schilderijen, en op hare stoffelijke zelfstandigheid vertrouwt.’ - Het leerboek wordt besloten met het onderwijs wegens het gebed; zijnde eene korte paraphrasse van het
Gebed des Heeren.
Met wezenlijk genoegen zal men dus in dezen, zoo 't schijnt algemeen in Rusland ingevoerden, Katechis- | |
| |
mus zien, dat de hoogere Geestelijkheid niet alleen gezonde begrippen van het ware Christendom heeft, maar die ook, benevens een' waarachtig Christelijken geest, onder hare leeken zoekt te verspreiden. Wanneer men door de schors der plegtigheden, die op zichzelve niets beteekent, heenziet, zoo ontwaart men hier met genoegen, en blijde hoop in de toekomst, een Christendom zoo zuiver, als luther en zwingli in hunnen tijd immer geleerd hebben. Geen tot in de diepste Hel verdoemen van andersdenkenden, geene series van Trentsche Anathema's; maar de leer der verzoening, des geloofs, der deugd, en der noodzakelijkheid van Gods ondersteunende genade, veelal met de eigene woorden der H.S. voorgesteld. Geen dagelijksch misoffer; hiervan schijnt de Grieksche Kerk niets te weten, schoon de Priester dagelijks het avondmaal gebruikt. Geen verbod van het lezen der H.S. in de moedertaal (schoon het vreemd is, dat de Russen hunnen Bijbel nog alleen in de verouderde Slavonische, en niet in de nieuwere Russische taal kunnen lezen); geen despotismus der Kerk, of van één kerkelijk Opperhoofd; geen winstgevend vagevuur; geene bekeering door vuur en zwaard. Integendeel worden alle deze punten als dwalingen des Pausdoms opgenoemd, en stellig afgekeurd, even zoo wel als de Consubstantiatie der Lutherschen, en de Predestinatie der navolgers van kalvijn, (bl. 215.) Wij mogen ook, uit hetgeen ons het aanbangsel wegens de onderscheidene sekten der Dissenters in de Russische Kerk leert, vrijelijk stellen, dat die Kerk in de Kerk zelve allengskens hervormd wordt,
daar de stipte aanhangers van het oude (in de vijftiende Eeuw eene Joodschgezinde partij, die de wet van mozes wilde onderhouden hebben; in de zeventiende de tegenstanders van de noodzakelijke zuivering der kerkboeken van tallooze schrijffouten) zich van het ligchaam der Russische Kerke hebben afgescheiden; de eerste, voorheen onder den naam van Strigolniks, thans Selesnevtschini; de tweede, in vele verschillende par- | |
| |
tijen gesmaldeeld, onder den naam van Raskolniks, of scheurmakers. Hier was dus de loop der gebeurtenissen vlak omgekeerd bij dien der Westersche Kerke: in deze hield de hoofdpartij zich bij de ingeslopene verbasteringen, waarvan de eene minderheid de Kerk wilde zuiveren; in gene zochten de hoofden en opzieners der Kerke die verbetering, waarin zij trapswijze schijnen voort te gaan, terwijl de Oudgeloovigen zich hebben afgescheurd, en nog den naam van Starobred, of oude Cerimonialisten, dragen. Wettische asscheiding van de meerderheid hunner broederen, zuiverheid van gedrag, om hunne leer niet in verdenking te brengen, en vele uiteenloopende bijgeloovige denkbeelden, die echter ook door den tijd verslijten, terwijl de meesten in de H.S. beter bedreven zijn dan hunne naburen, (bl. 385; waarschijnlijk bedoelt hier de Schrijver de heerschende Kerk) ziedaar hetgeen de meeste Raskolniken kenschetst. Meermalen zijn - wij zien dit met leedwezen - nog in deze Eeuw, nog onder de groote catharina, de Raskolniken vervolgd geworden; vooral de merkwaardige gezindte der Duhobortsi, welke, onder het landvolk in Zuidelijk Rusland verspreid, eene soort van Kwakers, of, wil men liever, Separatisten, uitmaken, die met de oude Mystiken in de Westersche Kerk eene treffende
overeenkomst hebben, zich ook van alle wereldsche vermaken spenen, doop en avondmaal verwerpen, geene plegtigheden of heilige dagen vieren, geene beelden vereeren, geene Geestelijken hebben, God alleen in den geest dienen, en door ingetogenheid en broederliefde een voorbeeld aan andere Christenen geven. De voortreffelijke Keizer alexander heeft ook hun, gelijk alle andere gezindten in zijn Rijk, na van den vreedzamen aard hunner stellingen onderrigt te zijn, vrijheid van Godsdienst geschonken. Eindelijk is hier nog de nieuwere sekte der Martinisten, ook eene soort van Mystiken, die echter niet uitsluitend uit de Grieksche Kerk schijnt voortgekomen te zijn.
| |
| |
Ziedaar een doorloopend verslag dezes, voor de Kerkelijke Geschiedenis belangrijken, werks; te belangrijker voor ons, gelijk de Uitgever te regt aanmerkt, daar onze tegenwoordige betrekking tot Rusland, door de naauwe verbindtenis der beide doorluchtige Vorstenhuizen, ons natuurlijk meer belang in hetzelve doet stellen, en daar, mag men er bijvoegen, de ongemeene werkzaamheid der Bijbelgenootschappen onder alexander's begunstiging, en de reuzenschreden van dat Rijk in beschaving, de aandacht van geheel Europa verdienen.
De Vertaling is vloeijend en wel. |
|