Overdenkingen, bij gelegenheid van twee maandelijksche Bedestonden, gehouden in het Zendelinggenootschap te Amsterdam, door P. Chevallier. Te Amsterdam, bij P. den Hengst en Zoon. 1818. In gr. 8vo. 31 Bl. f :-8-:
De Heer chevallier betuigt in zijn kort voorberigt, dat hij deze Overdenkingen alleen op dringend verzoek zijner vrienden in het licht geeft. En wij moeten deze betuiging allezins billijken, daar het even zeker is, dat dusdanige stukken eigenlijk voor het groote publiek, buiten eenige betrekking tot de gelegenheid, niet vervaardigd worden, als wij gemakkelijk begrijpen kunnen, dat deelnemende toehoorders wenschten dezelven nog eenmaal te mogen lezen. De eerste der twee beschouwingen inzonderheid, na de mededeeling van eenen brief en berigt uit Batavia, dat aldaar een Hulpgenootschap was opgerigt, enz. zal waarschijnlijk groote uitwerking hebben gedaan. De Spreker betoogt inzonderheid, dat miskenning van Jezus en den Bijbel achteruitgang in ware verlichting is; dat het Christendom geenszins als eene sekte of een zamenstel van zekere begrippen moet aangemerkt worden, en dat geen naam of zaak de menschenliefde meer aanprijst. Vooral het middelste is zijn voorname punt, en hij behandelt dit met eene naïveteit, maar ook met eene volheid van overtuiging, met eene geestdrift, die moet wegslepen. Het grootste deel zijner stellingen en bewijzen geven wij gaarne toe. Maar het is ons voorgekomen, dat andere, om openbaar in druk uitgegeven te worden, wel eenige nadere bepaling of helderder toelichting, in één woord, grondiger bewerking, hadden gevorderd. Over het geheel, nogtans, ligt een waas van zachtmoedigheid, verdraagzaamheid en liefde, dat allen weldenkenden behagen moet. - Het andere stuk heeft eigenlijk twee deelen, wier eerste is eene invoering, bekendmaking en aanprijzing der herziene en vermeerderde Gezangen voor het Genootschap, het laatste eene dankbare verheffing van de voortgangen der Evangelieprediking in Zuiden en Noorden. Beide zijn fraai in hunne soort, en doen zien, hoe veel de Spreker met de geheele zaak opheeft. Niet, dat eenig Christen met de uitbreiding van ware Godsdienst. en Evangeliekennis
minder zou ophebben. Maar