gedrukt, en waarvan de uitgevers een geschenk van 50 exemplaren aan het Consistorie gedaan hadden.
Voorts gaf dit feest gelegenheid, om de broederlijke gezindheid te doen blijken, welke er tusschen de beide protestantsche gezindheden te Parijs bestaat, daar des zaturdags, bij de feestviering in 't Hoogduitsch, het gebed aan het altaar werd uitgesproken door den Hoogeerw. stapfer, voormalig Pred. bij de Hervormden, en thans Prof. en lid des Kerkeraads, te Bern; terwijl des zondags, toen de feestviering in 't Fransch plaats had, hetzelfde werk door den Heer marron verrigt werd.
Het Directorie te Straatsburg had de keus gelaten uit de volgende teksten: Matth. XIII:16, 17. Joan. VIII:31, 32. Hand. V:38, 39. 2 Cor. IV:5, 6. Gal. V:1, 13. Eph. V:8-10. 1 Thess. V:21-23. Openb. III:11. Uit deze teksten heeft de Heer goëp gekozen Eph. V:8-10, en zijne rede bestaat uit deze twee deelen: dat de Kerkhervorming eene rijke bron van Goddelijke weldaden is; en: waartoe die weldaden verpligten. In het opgeven van de laatste verpligting, die de tekst aanwijst, te beproeven, wat den Heer welgevallig is, zegt de Eerw goëp: ‘Dit moeten wij doen, en daartoe de H. Schrift vlijtig onderzoeken, ten aanzien van onze gewigtige aangelegenheden - dezelve moet bij ons niet, even alsof het een verboden boek ware, ongebruikt blijven liggen - alles, wat men ons voordraagt, moeten wij beproeven - waar dit geschiedt, is het ware Christendom, het ware Protestantismus.’
De feestrede, in 't Fransch op den 2den Nov. uitgesproken door den Heer boissard, heeft tot tekst 2 Cor. IV:5, 6. In het eerste gedeelte toont hij aan, dat de Kerkhervormers dit apostolisch karakter aan den dag hebben gelegd, en geeft bij die gelegenheid een kort overzigt van het leven en gedrag van luther, als hervormer, uit dit oogpunt; bij welke gelegenheid er gezegd wordt: ‘Chargé dèslors’ (sedert zijne aanstel-