den af bedacht geweest is, dit gebrek schielijk en grondig te genezen. Celsus neemt hiertoe het snisdend metaal te baat, welks gebruik in deze ziekte hij beschreven heeft in l. 7. de med. c. 7. no. 8. Heister volgt dezen; en, ofschoon callisen van caustica gewag maakt, schijnt hij echter der operatie de voorkeur te geven. Richerand, in zijne Nosologie Chirurgicale, tom. II. pag. 28, over deze en aanverwante ziekten handelende, zegt: ‘La curation du renversement en dedans du bord libre de la paupière s'obtient par l'ablation d'un petit lambeau de peau, en pinçant la paupière le plus prés possible de son bord libre renversé.’
Doch, daar niemand zich aan eene bloedige, ofschoon in zichzelve geringe, kunstbewerking wil onderwerpen, wanneer er andere en zekerder wegen zijn tot herstel, zoo schijnt het mij niet ondienstig, de geneeswijze, door Dr. helling voorgeslagen tegen entropium, algemeen bekend te maken, en mijne ondervinding omtrent dezelve mede te deelen. Het berigt hiervan, overgenomen uit de Allgem. Medizinischen Annalen van Altenburg, 1815, Jul. suppl. Heft, S. 482, en het Journal der Pract. Heilkunde von hufeland, April 1815, S. 98, is woordelijk als volgt:
‘Tegen de omkeering der oogleden naar binnen, welke tot de lastigste oogziekten behoort, heeft men, van de vroegste tijden tot op de jongst verloopene, velerhande kunstbewerkingen uitgedacht, waardoor echter de genezing zelden gelukt; vandaar, dat de door Dr. helling ontworpene, en door menigvuldige ondervinding beproefde, geneeswijze algemeene opmerking verdient, deels wegens derzelver eenvoudigheid, deels omdat elk arts, zonder operateur te zijn, dezelve kan verrigten. Men gaat hierin dus te werk: De operateur plaatst zich voor den zieken, neemt eene houten griffel, maakt de punt vochtig in geconcentreerd zwavelzuur (acidum sulphuricum concentratum), trekt het onderste ooglid, zoo dit, gelijk gemeenlijk, het zieke is,