Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Blik op november MDCCCXIII. Een viertal jaren zonk daarheên In d'afgrond van het niet, Sinds ons de vrijheid weer verscheen, Na grenzeloos verdriet. Wij rezen uit den doodslaap op, En wierpen 't dwangjuk af, En zien nu Neêrland's magt ten top, Bij Konings-troon en staf. o Landgenoot! wat ge ooit vergeet, Gedenk dien bangen stond, Toen de Almagt voor uw regten streed, En schrik verspreidde in 't rond! Of was het de arm der Godheid niet, Die 't Fransche moordrot trof, Het zwaard hun in de lenden stiet, Hen krimpen deed in 't stof? Wat konden wij, den krijg ontwend, Schier weerloos, man voor man? Woerden! tot aan 's werelds end Getuige uw moord er van! Had de Aadlaar toen, schoon diep verwond, Zijn krachten niet mistrouwd, Thans zwom in bloed der vaadren grond, Of in een' poel van zout! [pagina 640] [p. 640] Maar 't onweêr aan den hemelboog Trok op in zonneschijn. Toen steeg een luide kreet omhoog, Aan Amstel, Maas en Rijn. Nog dreunt die vreugdekreet me in 't oor Van 't pas herboren volk: Hij brak gelijk een stormwind door, En drong door lucht en wolk. Geen vreugd, die ooit dien stempel droeg, Zelfs niet in Ruiter's tijd, Toen hij twee Koningsvloten sloeg, Na reuzen-worstelstrijd. De zegepraal, bij Nieuwpoort's wal Op Albert's heer behaald, Verzinkt bij dit triomfgeschal, Dat grootscher redding maalt. Wij zwoeren op dat hooggetlj' Aan God en Willem trouw; Dat nimmer vreemde heerschappij Den Leeuw meer breidlen zou. Die eed, gedaan in 't aanzigt Gods, Is in uw bloed gewijd, Toen gij den gier van Elba's rots Ontvlerkt hebt in den strijd: Dat steeds die eed u heilig zij, o Volk, mijn hart zoo waard! Zoo wordt ge eene eerste Monarchij, Bewonderd van heel de aard. m. groshans. Rotterdam, 1817. Vorige Volgende