alleen de Kapitein, een man van zeldzame onverschrokkenheid, wilde, in weerwil van allen aandrang der zijnen, het hem toebetrouwde schip niet verlaten, en in angstige verwachting zag de troepswijze aan het strand verzamelde menigte elk oogenblik den ondergang van schip en Kapitein te gemoet. Onder de aanschouwers bevond zich ook des Kapiteins dochter, een jong meisje van ongemeene schoonheid, die, zoodra zij 's vaders heldhastig besluit had vernomen, vastelijk besloot, hem te redden, of - in zijn lot te deelen. Met roerend smeeken bewoog zij eenige matrozen der geredde manschap, haar naar het slechts ééne (Eng.?) mijl van den oever liggend schip te voeren. De liefde voor hunnen Kapitein zoo wel, als het smeeken der schoone dochter, zegevierde in deze ruwe gemoederen over het dreigende gevaar; zij waagden het, in spijt der schuimende en woest over de kleine kaan heênslaande golven, haar aan boord der Parthenis te brengen. Moedig greep zij de touwladder, beklom het schip, viel haren verbaasden vader, die zich reeds ten dood bereid had, om den hals, en behaalde, door de welsprekende beden der kinderlijke liefde, een' schoonen triomf over het hardnekkig besluit des vaders; hij omarmde zijne heldhaftige dochter, klom met haar in de reddende kaan, en het kleine vaartuig bereikte, onder het blij gejuich der menigte, gelukkig den oever. Kort daarop werd het schip door het verbolgen element bedekt en in den schuimenden afgrond begraven.