Aan de lente.
's Winters bange kluister.
Weêr te voorschijn treden.
Mensch en plant herleven.
Zich der vreugd hergeven.
Vlugt bij uw verschijning:
Uit haar doodsche kwijning.
| |
Daar zij 't loflied zingen,
Stroomt op 't land ons tegen:
Ons en de aard' beschoren;
|
|