| |
| |
| |
Programma. maatschappij felix meritis. departement van koophandel, zeevaart, landbouw, fabrijken en trafijken.
Het Departement Koophandel enz. heeft, in eene algemeene Vergadering van de Leden der Maatschappij felix meritis, gehouden den 24sten Februarij l.l., berigt:
Dat op de Prijsstoffe: ‘Welke zijn, over het algemeen, de voor- en nadeelen van zoo vele Associatiën, Reederijen en Kompagnieschappen geweest, als, in betrekking tot den Hollandschen Koophandel, sedert het laatst der 16de eeuw. tot het begin der 19de eeuw, in de voormalige zeven Vereenigde Gewesten, hier te lande, hebben bestaan, of op het laatstgemelde tijdvak nog bestonden? En, in in hoe verre is het voor den Hollandschen Koophandel, bij deszelfs tegenwoordige herleving, allezins nuttig, om de thans nog bestaande Associatien, Reederijen en Kompagnieschappen, (en zoo ja, welke?) te vermeerderen?’
drie antwoorden waren ingekomen, geteekend met de Spreuken:
No. 1. Door Maatschappij Werd Neêrland vrij.
No. 2. Soli Deo Gloria.
No. 3. Constant pour la Patrie,
| |
| |
Dat vervolgens, in eene gehoudene bijeenkomst, ingevolge Art: 32 en volg. der Bepalingen, de beoordeeling-billetten zijn voorgelezen; waaruit gebleken is, dat aan den Schrijver der Verhandeling, geteekend met de Spreuk: Constant pour la Patrie, door de meerderheid der Beöordeelaren, de gouden Eerepenning werd toegewezen; terwijl de twee andere stukken, eenparig, werden afgekeurd; als, over het geheel, de vereischten missende, bij Art. 30 der Bepalingen gevorderd wordende.
Hierop zijn, ingevolge Art. 41, de goedkeurende beoordeelingen voorgelezen, waarna het naambillet, bij de bekroonde Verhandeling behoorende, geopend zijnde, bevonden is schrijver te zijn de Wel Ed. Gestr. Heer jacob van manen, adz., Vrederegter van het kanton van Rhenen.
Het Departement Koophandel, met een uitstekend genoegen ontwarende, dat deszelfs bedoelingen, breeder ontwikkeld in het Programma des vorigen jaars, met een gunstig gevolg zijn bekroond, en hierdoor te meerder aangemoedigd wordende, om, bij vernieuwing, door eer en vergelding, alle Landgenooten op te wekken tot alles, wat ter bevordering of verbetering van den Koophandel, Zeevaart, Landbouw, Fabrijken en Trafijken, zoude kunnen verstrekken, heeft dan ook al wederom besloten tot het uitschrijven der hierna volgende Prijsstoffe; om te beantwoorden vóór of op den laatsten Mei 1818, onder uitloving als volgt:
‘Alzoo de toestand van den Landbouw, in de onderscheidene Gewesten van ons Vaderland, zich niet in eenen gelijken bloeijenden staat bevindt; alhoewel de gesteldheid der gronden en de kundigheden van den landbouwer gelijk staan. - Zoo is de vraag: welke zijn de voorname aanleidende oorzaken, (afgescheiden van de cultuur der landen zelve) die dezen algemeenen bloei tegenwerken? en welke middelen zouden er behooren te worden aangewend, ten einde deze oorzaken weg te nemen, en de plaats hebbende beletselen, in dezen, te verminderen of geheel uit den weg te ruimen?’
| |
| |
(‘Daar er eene Maatschappij van Landbouw, in ons Vaderland, bestaat; zoo verlangt de Maatschappij felix meritis geene zoodanige beantwoording, welke eigenlijk den Landbouw zelven betreft: maar alléén en voornamelijk de beredeneerde aanwijzing en opgaven ter verbetering van datgene, hetwelk dien Landbouw nog in deszelfs bloei hinderlijk is. Als, b.v. de plaats hebbende omslagen der Belastingen. - De slechte staat van afwatering der binnenlanden. - De slechtheid der binnenwegen, waardoor het vervoeren der produc ten bijna onmogelijk is geworden, - en zoo veel meerder, als elken aandachtigen beschouwer en voorstander van den Vaderlandschen Landbouw gereedelijk in het oog moet vallen.’)
De gouden medaille, nevens getuigschrift, voor de bestgekeurde Verhandeling; en de zilveren, nevens getuigschrift, voor zoodanig stuk, hetwelk gehouden is, het bestgekeurde zeer nabij te komen.
Voorts wordt, bij dezen, herinnerd, dat, onder gelijke uitloving, bij Programma des jaars 1816 is uitgeschreven geworden, ter beantwoording vóór of op den laatsten Mei 1817, de volgende Prijsstoffe:
‘Welke middelen zijn, in betrekking tot de thans weder ontluikende Nederlandsche Zeevaart, het meest geschikt en doelmatig, om, in ons Vaderland, eenen Nationalen Matrozenstand aan te kweeken en te bevorderen?’
Een ieder, onverschillig of hij al dan niet tot het getal der Leden van de Maatschappij felix meritis behoore, die naar den prijs verkiest te dingen, zal zijne Verhandeling, in de Hollandsche taal, door eene andere hand dan de zijne, duidelijk en leesbaar afgeschreven, behooren in te zenden aan den Heer j.a. van lankeren, Directeur van het Departement Koophandel, wonende op den Fluweelen Burgwal bij de Hoogstraat, No. 37, alhier, en dat wel vrachtvrij, te weten:
De antwoorden op de, bereids in het vorig jaar uitgeschrevene, Prijsstoffe, en waaraan thans is herinnerd, vóór of op ultimo
| |
| |
Mei eerstkomende, en de antwoorden op de vraag, thans voor de eerste reize opgegeven, vóór of op ultimo Mei 1818; alzoo er na deze tijdsbepaling geene stukken meer kunnen aangenomen worden.
De Verhandelingen zullen niet met den naam des opstellers, maar met eene zekere spreuk behooren geteekend te worden, welke spreuk, insgelijks door eene andere hand geschreven, gesteld zal moeten zijn op een bijgaand verzegeld briefje, in hetwelk de naam, de woonplaats en het beroep of qualiteit van den schrijver, vermeld behooren te zijn.
Voorts zij den schrijveren berigt: dat het Departement, omtrent alle bekroonde Verhandelingen, aan zich voorbehoudt het regt van eigendom; om met en van dezelve zoodanig gebruik te maken, als hetzelve, in naam en van wege de Maatschappij, zal oordeelen te behooren.
Laatstelijk wordt aan de schrijvers der onbekroonde stukken, onder de zinspreuken hier voren vermeld, bekend gemaakt: dat zij derzelver Verhandelingen, benevens het ongeopende naambriefje, kunnen terug bekomen; op vertooning van een billet, den eersten volzin hunner verhandeling inhoudende, en geschreven door dezelfde hand, waarmede het ingekomen stuk is geschreven: - Deze teruggave zal geschieden door of van wege den Heer Directeur van lankeren, ter plaatse hier voren genoemd, op Dingsdag, Woensdag of Donderdag, den 8sten, 9den of 10den April 1817, des nademiddags van 5 tot 7 ure.
Op Last van het Departement
Koophandel voornoemd,
HERMs. BRASZ,
Directeur.
Amsterdam,
17 Maart 1817. |
|