Eerste Gronden der Zangkunst, door F. van Bree, Muzijkmeester te Leeuwaarden. Te Amsterdam, bij J. van der Hey. 1817. In kl. 8vo. 45 Bl. f :-14-:
Recensent heeft dit boekje met genoegen gelezen, en de daarin bevatte theorie der zangkunst eigenaardig en duidelijk gevonden, omdat hij ook geene volledige aanwijzing van alles, wat den zang betreft, daarin gezocht heeft. De beuzelende kindertoon, welke in deze gesprekken heerscht, behaagt ons echter niet; want zulke jonge kinderen, als de schrijver in dezen kinderlijken toon vooronderstelt, zullen deze theorie toch met moeite kunnen begrijpen. Met eene kleine verandering ware hier eene groote verbetering gemaakt, het werkje nog bekort en nader tot het door den kundigen zamensteller beoogde doel gebragt. Muzijklijnen en figuren zijn, even als het geheel, sierlijk gedrukt; wij meenen daarin de meesterlijke hand van den kundigen lettersnijder fleischman te herkennen.
Dat dit werkje moge bijdragen, om het godsdienstig gezang te helpen verbeteren, en het dikwerf gehoorde geschreeuw, gekraai, gegil en nabootsing der nachtvogels te doen vervangen door de poging, om met eene zuivere stem, een beschaafd gehoor en veredeld gevoel den lof des Allerhoogsten aan te hessen, wenschen wij hartelijk met den schrijver.