Naschrift, wegens de recensie des IIIden stuks van prof. Bosscha's Geschiedenis der Staatsomwenteling, in de Vaderl. Letteroeff. 1817. No. X.
Vereerd door des Hoog Ed. Gestr. Heeren van limburg stirum's gunstig gevoelen omtrent ons Maandwerk, en Deszelfs belangstelling in ons oordeel, voldoen wij tevens gaarne aan Zijn verzoek, met opzigt tot het gestelde in onze beoordeeling ter aangewezene plaatse, bl. 427. ‘Ten aanzien van het gebeurde voor en met Delfzijl hinderde ons het licht, waarin de Heer van limburg stirum voorkomt. Immers zijn tegenbevel, toen men de vesting wilde aanvallen, schijnt alle die kwade gevolgen voort te brengen, welke de landman daarna, ook door het aftrekken der vreemde troepen, moest bezuren. Het is jammer, dat de reden van dit gedrag niet volkomener blijkt, en verdedigd wordt tegen alle verdenking van onkunde of beschroomdheid; schoon het mogelijk den Geschiedschrijver, bij gebrek aan eenige inlichting, niet te wijten is.’ - Gaarne, herzeggen wij, voldoen wij aan het verzoek van Zijn Hoog Ed. Gestr., en verklaren, dat het hinderlijke licht, waarin wij Deszelss gedrag aldaar zagen, voor ons niet meer bestaat; maar dat ons ten volle is gebleken, dat destijds, ten aanzien van het niet toestaan eens geweldigen aanvals op de vesting, door Zijn Hoog Ed. Gestr. op hoogeren last, en alzoo volkomen overeenkomstig krijgsmanspligt, is gehandeld.