komst zeer treurig zijn. Ps. XLII:12. XI. Drie belangrijke waarheden, welke ons, door het beschouwen van den sterrenhemel, herinnerd worden. Ps. XIX:2-7. Hoe groot is God! Welk een heugelijk denkbeeld is het, dat deze God onze Vader is! Verheft u tot de hoop der onsterfelijkheid.
Bij die stukken, waarvan wij de ontwikkeling niet aanstipten, verviel de bedenking van mindere geschiktheid naar de gelegenheid des tijds. Het slot der laatste Leerrede zij ter proeve van den stijl:
‘o! Gij woningen der genen, die voor dezen nevens ons in het stof geleefd, die volstreden en overwonnen hebben, die in hun zalig heiligdom getreden zijn! Wanneer wij, in den zachten glans van uw ver verwijderd licht, met een bloedend hart, aan den grafkuil der genen staan, die ons lief en dierbaar waren, o! dan vertrooste en verkwikke ons het zien van u in uwe schitterende pracht; laat dan de heerlijke hoop onze wonden genezen en onze tranen afdroogen, dat wij eens in uwen schoot onze, voor ons onvergetelijke, geliefde vrienden, die ons zijn voorgegaan, zullen wedervinden. - En wanneer dan het ernstig, plegtig, beslissend uur van scheiden ons zal genaken, en de hand des doods den band zal hebben verbroken, die ons aan het stof en aan de aarde boeit, o! neemt ons dan mede als waardige burgers aan, gij woningen des vredes! Dat dan ons onsterfelijk deel zich vrij en zalig tot u verheffe, zich verheffe tot den Heere! dan worde ook door ons de stem der genade vernomen: Gij goede en getrouwe dienstknecht, enz. Matt. XXV:21, 23.’
Een door ons aangewezen misslag bij de overzetting in het eerste deel wordt door den kundigen Vertaler met eene drukfout in het oorspronkelijke verontschuldigd.
Gelijktijdig met dit werk, kwam ons nu eerst, door welk toeval weten wij niet, weder in handen: