Quaestiones medicae inaugurales, quas &c. defendet F. Keller, Oosterlando-Zelandus. Lugd. Bat. 1816.
D.i. Geneeskundige Inwijdingsproeven, de eerste over de ziekelijke weekwording der beenderen, de tweede over de oorzaak der zeldzame genezing van de breuk der knieschijf, de derde over eene betere wijze van inbrenging der uitgezakte baarmoeder.
Van deze drie geneeskundige vraagstukken zijn de twee laatste, door de medegedeelde waarnemingen van den beroemden Hoogleeraar dupui, verreweg de belangrijkste. De eerste, over de ziekelijke verweeking der beenderen, wordt dus beantwoord, dat deze vooral is toe te schrijven aan eene te groote hoeveelheid phosphorzuur, hetwelk den phosphorzuren kalk oplost. Wij gelooven niet, dat iemand daartegen iets zal hebben; doch meenen tevens, dat de oorsprong van dat zuur uit het voedsel der kinderen nog wel wat nader zoude hebben kunnen worden toegelicht.
De Schrijver stelt, in de beantwoording van het tweede vraagstuk, de oorzaak der zeldzame genezing der breuk van de knieschijf in de belette vereeniging en zamengroeijing der beenstukken, door dat de banden der knieschijf, zoo dezelven niet gescheurd zijn, natuurlijk uitgerekt en verslapt, zich tusschen de afgebrokene oppervlakten plaatsen, en dus de zamenhechting onmogelijk maken - De Schrijver stelt, op gezag van den Hoogleeraar dupui, voor, om, in zoodanig geval, de bekleedselen tot op het been door te snijden, de aan de uiteinden klevende banden weg te nemen, aan elkander te voegen, en door het verband van sheldon zamen te houden.
De beantwoording van het derde vraagstuk is vooral belangrijk door eene waarneming van den meergemelden Hoogleeraar, die, bij eene uitzakking van den uterus,