van onzen Zangberg, bilderdijk, feith, tollens, en hoe vele anderen meer! Maar hen bedoelen wij, die de Zon Helios noemen - die geene tien regels kunnen schrijven, of er komen reeds buijen op, dat het begint te donderen en te bliksemen - die hunne vergelijkingen het liefst ontleenen van voorwerpen, die zich digt bij de Noord- of Zuidpool bevinden, (van welke voorwerpen zij een weinig te voren in den een' of anderen waaghals van een reiziger iets gelezen hebben) zonder te bedenken, dat vergelijkingen de zaak moeten ophelderen, en niet verduisteren - afgodendienaars, die altijd den mond vol hebben van den God van 't IJ, den God der Kunsten, den God des Handels, welke laatste een schurk was in folio - mannen van declamatie, die altijd met hun op, op! in de weer zijn: op, gij kunsten! op, op, gij ditten! op, gij datten! Och, of wij dan nog maar liever onze oude Adelaars terug hadden, die, zoo als gezegd is, Helios in het gezigt vlogen! Och, of er een tweede fokke simonsz. bestond, om een' tweeden Modernen Helikon te schrijven! Maar deze twee Ochen zijn misschien te vergeefs geslaakt; wij voegen er dus nog een derde Och bij; want alle goede dingen bestaan uit drie. Och, of iemand tijd en lust had, om eens, ten gevalle der bedoelde Icarussen, uit het Latijn in het Hollandsch te vertolken: j.c.t. ernesti, de elocutionis Poëtarum Latinorum Veterum luxurie, Commentatio. Lips. 1802.
Wie niet geheel vreemdeling is in de Grieksche Letterkunde, weet, dat de roemrijke overwinning bij Salamis, door de Grieken op Xerxes behaald, het onderwerp is van eschylus Treurspel, de Perzen genaamd. Schoon wij voor ons dit stuk niet gaarne in denzelfden rang zouden willen plaatsen met een eenig Treurspel van sophocles, en met de meesten van euripides, zoo is en blijft het toch een meesterstuk der Grieksche kunst; en het onderwerp, gelijk de Heer da costa te regt aanmerkt, boezemt een bijzonder belang in, uit hoofde van deszelfs in het oog loopende overeenkomst met de jongste gebeurtenissen in Europa.
Het is geen alledaagsch werk, een dichtstuk uit de eene taal in de andere over te brengen. De overzetter, dit spreekt van zelf, moet Dichter wezen, om het dichterlijke van zijn origineel te gevoelen, en het zijne lezers te doen gevoelen. Maar tevens moet hij koelbloedigheid genoeg bezitten, om