Kruiwagens, of hoe komt men het best door de wereld? Door Maria Edgeworth. IIde en IIIde Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1816. In gr. 8vo. f 6-12-:
Wij hebben aanvankelijk gunstig berigt van dezen roman gegeven. Hij heeft dezen roem bij ons voortreffelijk staande gehouden. De karakters zijn tot het einde toe met eene fiksche hand geteekend. Het tasereelmatige, zoo uitvoerig, zoo juist, zoo menschkundig behandeld, en zoo veel bijdragende tot het aangename en leerzame, duurt ten einde toe voort. De geschiedenis outwikkelt zich langzaam en natuurlijk; de leer, in dezelve opgesloten, desgelijks; werking, leven en verrassende uitkomsten nemen zelfs, op het einde, zeer sterk toe. Wij hebben niet kunnen nalaten, de kunde van allerlei zaken, de wereldkennis, en de regt verlichte denkwijze der schrijfster omtrent zedekunde en ware kloekzinnigheid, ten hoogste te bewonderen. Hoe meer haar werk gelezen wordt, hoe gunstiger denkbeeld wij zullen moeten vormen van onze jonge lieden en andere lezers dezer soort van geschriften; als zijnde het dezulken, die de lezing met belangstelling volbrengen, niet enkel te doen om een ledig uur met dergelijke lectuur te verbeuzelen, maar gaande hunne nieuwsgierigheid met ware weetgierigheid gepaard, om in het bijzonder menschen en zeden te leeren kennen, en voordeel te doen met de ervarenis van anderen. Menigeen moge vele jaren in de Engelsche groote wereld verkeerd hebben, die haar zoo niet kent, als hier te leeren is. En de Engelsche groote wereld is een sterk geteekend model van alle groote werelden in het nieuwere Europa, ten goede zoo wel als ten kwade. De titel, die nietmetal voegt voor den vasten geest van dit stuk, had misschien beter de spreuk aan het hoofd gevoerd, in ons vaderland eenmaal zoo wél ingevoerd, en kon, in zijn geheel, dus geluid hebben: God helpt, die zichzelven helpen; een tafereel van Engelsche karakters en zeden.
Om het stuk, echter, niet zonder alle aanmerkingen te laten - het mist die doorgaande losheid van stijl - die kortheid van alwat geen eigenlijk verhaal is - dien snellen voortgang en gedurige wisseling van het geheele beloop der geschiedenis, welke sommige lezers maar alleen behaagt. De spoedig opvolgende en treffende gebeurtenissen zijn zelfs, noodeloos, te veel gespaard voor de laatste bladzijden. - Velen zullen, daarenboven, hebben in te brengen tegen den opzettelijken lof, aan de Britsche schoonen, boven alle andere, toegezwaaid. - In ons oog zijn wederom alle incidenten niet even gepast: b.v. Dr. percy's kuur met het ingesnoven lint, en zijns broeders ontdekking van den penning onder het zegel. Beide waren meer toevallig, dan blijk hun-