Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bij de overwinning op Algiers. Triumf! de menschheid is gewroken; Aan 't regt der volken is voldaan. Triumf! het outervuur ontstoken; Hef 't lied der overwinning aan! Triumf! zie Neêrlands zeebanieren, Met roem ontkronkeld, statig zwieren, Aan de Algerijnsche kust geplant! Triumf, o volken! Neêrlands helden Doen Waterloo's gedenkslag gelden Aan Afrika's verwijderd strand. Triumf, Europa! wij herleven. Wie Neêrlands zeeleeuw smaadheid doet, Dien teistren ruiter's dappre neven Voor d'onberaden overmoed. [pagina 738] [p. 738] Wendt, volken, 't oog naar gindsche stranden; Ziet de Algerijnsche vloot verbranden: Dit deden Brit en Batavier. Hoort Neêrlands donder vreeslijk klatren! Hoe knalt de aloude schrik der watren Voor de eer der vrije zeebanier! Wie tuchtigden u? - Spreekt, barbaren! Wie offerden uw roosstad op Aan al het leed der vroegre jaren? Wie spleten u den tijgerkop? Getuigt, ontembre woestelingen, Getuigt, wier vuist u kon bedwingen! Wie hadt gij honend aangerand? - Ja, brult: ‘Europa's waterleeuwen!’ - Hoort, volken! hoort het, latere eeuwen! 't Was albion met nederland. Nu nog den kop eens opgesteken, Den muil nog eenmaal opgesperd! Op, tijgers! komt de schandstraf wreken, Die op u neêrgebliksemd werd! Op! hebt gij lust - op, schrik der stroomen! Of zijn de krachten u benomen? Krimpt dan van woede, barst van spijt! Maar leert de ontzagbre kruisvlag vreezen, Of - schriklijk zal het vonnis wezen, Bij de uitkomst van den tweeden strijd. Maar neen! wij zijn aan u gewroken; Reeds ligt uw roofnest half vernield; De boei der Christnen is verbroken, Die ge in dat hol gekerkerd hieldt. Waagt ge andermaal, ons aan te randen, Weêr op Europa's wal te landen, Verhit op roof, belust op bloed; Dan komen we u dien trots verneêren, En u ontzag en eerbied leeren Voor onzer strijdren heldenmoed. [pagina 739] [p. 739] Triumf! juicht, nijvre handelaren! Zendt nu de rijke lading uit: Want op de Middellandsche baren Werd 's roovers euvelmoed gestuit. Triumf! juicht, scheeps- en visschers-gasten! Geen Moor, die meer u aan durft tasten; Steekt vrij en veilig van uw reê. Waar Brit en Batavier verschijnen, Daar moet straks de Afrikaan verdwijnen, Daar zijt gij op de vrije zee! Triumf, o dappre vlotelingen! Triumf, o achtbre heldenstoet! Europa zag u 't pleit voldingen; Gij wreektet Bona's martelbloed. Hoort onze dankbre zangen galmen! Wij strooijen blijde zegepalmen, Zet gij den voet op Neêrlands grond. Triumf! de menschheid juicht u tegen: Uw heldenarm verwierf den zegen Van 't glorierijkste vreêverbond. Triumf! triumf, manhafte braven! Al is de vrede duur betaald, Uw bloed bleef Neêrlands glorie staven, Den roem, bij Waterloo behaald. Neen! 't menschdom zal het nooit vergeten, De laatste nazaat zal het weten, Wat gij voor 't regt der volken deedt. Triumf! Als eens Algiers zal vallen, Dan wijst men nog van 't puin der wallen, Waar exmouth met capellen streed. j.b. chr. Utrecht, Sept. 1816. Vorige Volgende