zen Schrijver) ook in Holland niet altijd in de wieg smoort, gelijk het spreekwoord zegt. Zie hier de doopcedul van den Aucteur! Dus verhaalt hij:
Een man, genaamd hendrik jenkins, was oud geworden 169 jaren, en stierf te Ellerton, in den jare 1670; zegge, zestienhonderd en zeventig. Dat dit geen drukfont is, blijkt uit het bijgevoegde grafschrift, waar dit getal nog eens herhaald wordt; alsmede daaruit, dat deze jenkins present was geweest bij den slag van Flowdenfield, geleverd in den jare 1513, zijnde hij toen twaalf jaren oud. Deze jenkins was derhalve geboren in 1501. Nu verhaalt de Opsteller in het Letterkundig Magazijn, dat deze grijsaard, toen hij 163 jaar oud was, hem (den Opsteller) eene aalmoes had gevraagd. Dit moet derhalve geschied zijn in het jaar 1664. Als ik nu stel, dat de Schrijver in het Mengelwerk van van dijk, toen hem deze bedelaar ontmoette, oud was 40 jaar (want op eenige jaren meerder of minder komt het niet aan), dan moet hij het eerste levenslicht aanschouwd hebben in den jare 1624. Nu, deze Schrijver, in het begin der zeventiende eeuw geboren, leeft nog; want bijkans aan het slot van zijn opstel spreekt hij van twee grijsaards, die in 1812 nog leefden. Dus komt de slotsom hier op neder: de Schrijver van deze Voorbeelden enz., geboren in 1624 en nog levende in 1816, heeft den ouderdom bereikt van 192 jaren, en is nog in staat, om onze Maandwerken met zijne bijdragen te versieren. Wij wenschen hem nog vele jaren na dit: maar, waar mag hij toch wonen? Ik wou hem zoo graag eens zien.