Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 603] [p. 603] De overmoed der Barbarijsche roofstaten. Ginds ligt, aan de Afrikaansche kust, De tijger, op zijn kracht gerust, En ademt roof en moord; Hij wringt zich 't hol bloedgierig uit, En stort op d'onverweerden buit, En sleurt hem met zich voort. Zijn oogstraal gloeit van bliksemgloed; Zijn tanden zijn omkorst met bloed; Van uit den rooden muil Spreidt zich een pestwalm in het rond; Dof dreunt en trilt en loeit de grond Van 't aaklig moordgehuil. - Vandaar, waar op 't Hesperisch strand De woeste zee van Atlas brandt, Tot Jovis bakermat, Ligt onheilspellende eenzaamheid, Gelijk een rouwfloers, uit gespreid Op 't aardomgordend nat. En Englands luiperd, Neêrlands leeuw Zou rusten, als de rooverschreeuw Langs zee en stranden klinkt? Zou dulden, dat een tijgrenrot Hun kroost berooft, hun wraak bespot, En 't bloed der onschuld drinkt? Neen! neen! het vlammend wraakzwaard Gods, Hetgeen bij Waterloo den trots Van Frankrijks Titans trof, Stort ras, ontzaglijk als weleer, Op Afrika's gedrogten neêr, En morzelt hen in 't stof. [pagina 604] [p. 604] Geoefend, siuds der vadren tijd, In onderlingen worstelstrijd Op 's werelds oceaan, Kan, waar zich leeuw met luiperd paart, De zaamgepreste magt der aard' Hun magt niet wederstaan. Betemmers van het zeegeweld! Steeds was de zee uw lauwerveld; U voegt der watren staf. Ontkluistert dan d'onteerden vloed! Nog rookt het ongewroken bloed, En eischt der beulen straf. 't Heelal erkenn', dat Mekka's maan Verbleekt, verduisterd schuil moet gaan, Waar gij het kruis vernest! Het roofgebroed aan 't Lybisch strand Erkenn' geknield des wrekers hand, Die traag, maar zeker treft! Geen vrede, geen verdrag of zoen Kan aan den eisch des regts voldoen; Neen, onverzoenbre kamp. Dat 's roovers bloed het strand beplass', Den grond hervorm' in een moeras, En 't zonlicht tegendamp'! Wanneer, na eeuwen, 't nageslacht Het eenzaam, ledig strand betracht Van uit den hollen vloed, Dan wende 't snel den schuwen blik, En mompel' huivrend en met schrik: ‘Hier heeft Gods wraak gewoed!’ m. vinkeles. Vorige Volgende