De gescmiedenis der despoten.
De Geschiedenis zegt, dat lodewijk de XIV in zijne jeugd eene beslissende neiging voor onbepaald geweld had ingezogen. Op zekeren dag de geschiedenis van Ferzië lezende, verhief hij bij zijne hovelingen het geluk, eene natie te beheerschen, die, als de Perzische, aan den wil van haren Heer zich getrouwelijk onderwierp. Zijn onderwijzer luisterde aandachtig naar hem, en, toen hij uitgesproken had, ging hij tot hem, en zeide op eenen ernstigen, plegtigen oon: ‘Heeft uwe Majesteit in de geschiedenis der Perzen, welke gij zoo even gelezen hebt, wel opgemerkt, dat van de twintig Keizers, die vóór den tegenwoordigen op den Perzischen troon zaten, zeventien eenen geweldigen dood gestorven zijn?’