| |
Muzijk.
Concert van J.C. Kleine.
Dit Concert-benefice kan óf de genen, die nog voornemens zijn concert te geven, een groot voordeel doen te gemoet zien, doordien de zaal zoo vol, of liever opgepropt was, als wij ons schier bij geen benefice weten te herinneren; óf ook wel het tegendeel doen vreezen, door dat men op verre na over alles niet voldaan kon zijn, hetgeen veien dus bij volgende gelegenheden kan doen terugblijven; en ook, omdat er Meesters optraden, die gewoonlijk zelve nog concert geven. Hoewel deze Meesters wel verdienen meermalen gehoord te worden, weet men te wel, hoe het Algemeen hierover denkt.
J.c. kleine blies een concert van b. koch, alhier. Hetzelve kwam ons voor, niet zeer eigenaardig voor de clarinet te zijn gesteld, en was, uit dien hoofde, ook niet zeer gunstig voor den uitvoerder, om zijne, ons zoo dikwerf betoonde, op verre na niet alledaagsche, bekwaamheden te doen gelden. Het éénige, waarin de Heer kleine ons nadere blijken zijner bedrevenheid in de behandeling van dit instrument gaf, bestond in het doen hooren van die zeer hooge toonen, of liever geluiden, hoedanig men toch veeleer zulk een hoog piepen mag noemen.
Wonderlijk is de Componist met de harmoniën en modulatiën te werk gegaan. Dat men toch inzage, dat men met of door dit moduléren zich niet immer als kundig, maar veeltijds als zeer onkundig voordoet! Want, zoo men vermeent hieromtrent zoo geheel willekeurig te kunnen of mogen handelen, dan is men voorzeker van geheel andere gevoelens dan alle die Meesters, welke ons immer ten voorbeelde behoor- | |
| |
den te zijn. Het duidt veeleer armoede van gedachten aan, dan wel harmonische kunde. Of vermeent men, dat het zoo veel moeijelijks in zich heeft, om het geheele toongeslacht te doorkruisen? om eensklaps in verwijderde, verafgelegene toonaarden over te gaan, of te komen? Zulks is door eenigen, die dit alles, in noten zelfs uitgedrukt, hebben opgesteld, zoo gemakkelijk gemaakt, dat men niet anders behoeft te doen, dan slechts te kopiéren. Wij juichen elke eigen vinding in dezen, en wel vooral van jonge kunstenaars, toe; desniettemin moet men gezonde idéën, grondige, krachtige harmoniën, met de overige vereischten van een dusdanig muzijkstuk, leveren, en zich niet laten vervoeren door de begeerte, om zich enkel als origineel voor te doen, en te wanen, dat het om het even zij, wat, en hoe zulks, er staat. Door al dat origineele en over-origineele laat men den tochoorder koud, als verzuimende geheelenal dat, wat tot ons gemoed spreekt. Voorbeelden, als wij bedoelen, zijn er genoeg voorhanden en te bekomen, en kwamen ook bij andere voordragten van den Heer kleine tot ons gehoor; zoo als (om bij dit instrument ons te bepalen) de werken van sphoor, crusel, en dat van onzen bekwamen en verdienstelijken stadgenoot wilms. Deze werken, hoewel zeer moeijelijk, stellen echter den kunste naar in de gelegenheid, om zich voordeelig te kunnen voordoen, en hebben de clarinet ook wel eenen wijderen, meer omvattenden werkkring doen beslaan, dan men gewoon was te hooren; maar
doen tevens de kunde en bedrevenheid dier Componisten, zoo wel in het bijzonder - wat het solo-instrument betreft - als in het geheel - de gansche zamenstelling - kennen. - Het adagio van dit concert was nogtans zoo verschillende, in alle opzigten, van het overige van hetzelve, dat wij ons zulks niet konden verklaren, dan door te vooronderstellen, dat al het andere eene veel vroegere compositie was, en dit adagio, na rijper inzigten, eerst onlangs was gemaakt. Wij hopen ons hierin niet te vergissen; en is dit zoo, dan gewis durven wij in het toekomende op iet veel beters, van dezen, tot dusverre als Componist ons onbekenden, staat maken.
De zang der Jufvrouwen leefson was zóó, dat wij de toegevendheid van het publiek hebben bewonderd, van ze niet alleen bedaard en gelaten te hebben aangehoord, maar
| |
| |
ze zeifs nog toe te juichen! Wat noopt zulke meisjes, in het openbaar op te treden? vroegen wij onszelven af; te meer, daar tevens zulke bekwame Meesters optraden. Wij schreven het aan verregaande onkunde of onbeschaamdheid toe. Dat ze beide in groote mate bezitten, bewijst genoeg haar eigen betoon van zelftevredenheid, doordien ze gestadig lachten. Dat ze onbekwaam zijn, bleek uit het medespelen - der zangpartij - door den Heer baldenecker. Zij missen bijkans alles, wat door beoefening der kunst moet aangeleerd en verkregen worden.
Het is van den Heer kleine niet zeer hensch, (te minder nog, daar hij uit het sterk bezoek zijns Concerts de toegenegenheid des publieks meer dan eens bespeuren mogt) dat hij zoo iets durfde voordienen. En niet minder is hij te beschuldigen, van ze te hebben doen optreden nevens die Meesters, die ook obligaat speelden. De éénige verontschuldiging voor hem kan zijn, het gebrek aan Zangeressen. Maar, gesteld men had niemand beter kunnen krijgen voor dien avond, dan had hij veeleer zulk eenen zang achterwege moeten laten. En, daar ieder de schaarschheid van geschikte voorwerpen voor den zang kent, zoude men hem dat niet als zijne schuld toegerekend hebben; te minder nog, dewijl er obligaat genoeg was. Wij moeten dus te meer het gemis van eene goede, en voornamelijk Duitsche, Opera beklagen.
De Heer Violoncellist muller scheen met de Rombergsche muzijk óf niet genoeg vertrouwd, óf hij was dien avond
niet gedisponeerd tot obligaat spel. Daar wij ook dit stuk van den zeer verdienstelijken rauppe hebben gehoord, zweefden ons zijne toonen onwillekeurig voor den geest; en waarschijnlijk meldt zich de herinnering aan dien zeldzamen Meester met aandoening bij een ieder aan, zoodra men muzijk, ook door hem gespeeld, hoort uitvoeren. Desniettemin hebben wij den Heer muller onderscheidene reizen met genoegen gehoord; hoezeer wij wel meer kracht in zijn spel, vooral bij lage passages, wenschten.
De Heer mann was ons, gelijk immer, zeer welkom, en blies meermalen gehoorde variatiën, in zijne, hem eigene, (doch, zoo het ons voorkwam, met minder kracht dan gewoonlijk) regt meesterlijke manier.
H. kleine. Hoezeer wij ook dezen bekwamen Violist het regt willen laten wedervaren van net en zuiver te hebben
| |
| |
gespeeld, zoo was ons de toon en speelmanier van baillot nog te versch in het geheugen, dan dat wij ons konden wederhouden, daaraan te denken, en vergelijkingen te maken. Ofschoon wij zelve ten hoogste tegen het maken van vergelijkingen zijn, te meer, daar dezelve met altoos juist kunnen uitvallen, zoo wenschten wij echter welmeenend dusdanige vergelijkingen aan knnstbeoefenaars zelve, vooral dezulken, die in het publiek optreden, toe; ten einde zij inzagen en beseften, dat toejuichingen niet immer en alleen tot maatstaf van bekwaamheden of verdiensten kunnen noch moeten strekken, en dat men zich door zulk eene, dikwijls overdrevene, hulde ligtelijk tot eigenwaan laat verleiden.
Het muzijkstuk, dat de Heer j.c. kleine ons ten laatste - als solo - deed hooren, was door den Violoncellist muller gecomponeerd. Aangenaam was het ons, diens bedrevenheid ook in dezen te leeren kennen. Zijne compositie heeft ons wel bevallen; en zeer aardig, ja geestig, is het bekende idée uit Monsieur Dechalumeaux daarin aangebragt, en wederkeerig, bijzonder aan de fagot, toegedeeld. Daar de Heer mann medeblies, was de overeenstemming in de uitvoering, zoo als men van zulke Meesters verwachten kon, voor hen zeer vereerend. De solo-slag op de groote trom, as ook de zoogenaamde Turksche muzijk, had, onzes inziens, wel weg kunnen blijven; omdat het eerste reeds zulk een asgebrukt grapje is, en daarom ook de werking, welke men er zich welligt van voorstelt, niet meer, of althans zelden, voortbrengt; en omdat het laatste, behalve ook om de aangevoerde reden, ons, die reeds zoo verzadigd zijn geworden van al dat vreemde en militaire, niet, dan daar, waar het volstrekt gevorderd wordt, nu meer kan behagen. Wij hadden dus deze veelmaals naaktheid-omkleedsels liever achterwege gelaten gezien, omdat het hier geenszins, uit dien hoofde, behoefde.
Dit thema uit Dechalumeaux was sedert lang het savoritpreludium der Heeren kleine en mann, en heeft ons niet zelden wrevelig gemaakt, dewijl men zich niet ontzag, hetzelve ook vóór of tusschen de sraaiste en beste werken, zoo koddig doenlijk, te doen hooren. Eveneens was bij die beide Heeren een thema van beethoven, uit eene zijner symphoniën, te zelsden einde in gebruik. Wij wenschen, daar wij het nu, als opzettelijk, door den Heer muller, voor
| |
| |
gemelde Heeren vervaardigd, hebben gehoord, dat zulks ons zal bevrijden, om verder het voormelde, anders dan dusdanig aangebragt, te hooren. - In het adagio, de mleiding uitmakende, heeft de Heer muller, even als de Heer koch, de clarinet-partij zoo hoog gezet, dat het ook niet meer dan slechts geluid is, en zeer gewaagde toonen voor dit instrument moet vormen, inzonderheid door de daarbij gevoegde modulatiën, welke er dan ook vrij benaanwd uitkwamen, hetgeen men anders van dezen verdienstvollen Meester geheel niet gewoon is te hooren.
Nu kwam het finale: Wilhelmus gevarieerd. De eerste maten deden niets dan alles slechts verwachten; men hoorde eenigen veel schielijker dan anderen spelen; het was een wirwar; doch bij het herhalen der reprise kwam alles nog gelukkig te regt. Men moet zich over zulke dingen ergeren; het is eveneens alsof men spotte met de muzijk, of dat men zich het publiek in het algemeen denkt te bestaan uit lieden, die de ensemble-stukken, dus de symphoniën en andere bijdragen voor het volle orkest, als toegist of emballage beschouwen, waarop het minder aankomt. Ergerlijk is het, dat dergelijke wanorden plaats hebben bij een Orkest, meestal uit Meesters bestaande, en aan welks hoofd een Directeur - hier de Heer baldenecker - staat: maar hoogst ergerlijk was het ons, dien Heer Directeur, bij al dat wanvoegelijke, zoo ook b.v. bij het keurige gekraai der Jufvrouwen leefson, gedurig te zien lagchen. Zulks verraadt, of groven eigenwaan, of duldelooze onverschilligheid, of ontijdigen spotlust. Een edele ernst, door kunstgevoel en kunstvuur gewijzigd, behoorde den Directeur steeds te bezielen. Maar, zulke meisjes, onder andere, uit te lagchen, en zich echter tot het medespelen harer zangpartij te verledigen, - men zegge ons eens, met welk eenen naam zoo iets behoort bestempeld te worden?
Wat de Hoornisten in het sinale: Wilhelmus, heeft geschort, weten wij niet, of mogen wij niet weten; maar zij hebben zich bijna niet doen hooren, en schandelijk verzuimd, hoewel ze op het orkest aanwezig waren, de daarin voorkomende kleine solo's, ja zelfs het accompagnement, te blazen. Waren ze misschien bedwelmd door..... de volte van de zaal?
| |
Concert van C. Maijer.
Met een waar genoegen hebben wij dit, in zijn geheel fraaije, Concert bijgewoond. De bereids zoo groote bekwaamheden van dezen, nog jongen, Kunstenaar laten iet buitengewoons verwachten. Behalve de eigenschap van zeer vaardig, net en juist te spelen, meenen wij ook opgemerkt te hebben iets, hetgeen, naar ons inzien, de klavierspelers, over het algemeen, te veel missen; namelijk, het minder sterk spelen van die partij, welke niet direct dominérende is. En
| |
| |
vanhier dus ook, dat de dominérende partij zoo goed uitkwam; hetwelk door een gelijk sterk spelen der beide handen, zoo als veelal, moet verhinderd worden. De keuze zijner uitgevoerde muzijkstukken vermeenen wij, als een bewijs van zijnen bereids goeden smaak, en welligt ook inzigten, te mogen aanvoeren. - Ook heeft het Piano ons zeer wel bevallen, als hebbende een' zeer aangenamen, en toch vollen, sterken toon.
Het gemis van de aria, en harmonie voor blaasinstrumenten, werd ons, door het nog eens meer spelen, dan aangekondigd was, des Heeren maijer zoo wel, als door de goede uitvoering der solo-stukken van de Heeren mann en j.c. kleine, wel vergoed; hoewel de laatste zijne gewone vastheid in toon niet, doorgaans, deed hooren.
| |
Concert van blinde kinderen.
Een treffend schouwspel was het voor ons, eenen rei dezer ongelukkige jeugdige wezens te zien nederzitten, om den lof des Allerhoogsten op het Kersfeest, in maatgezang, uit te boezemen. Met genoegen, ja met verrukking, woonden wij daarom deze plegtigheid bij. De leerlingen leiden goede vorderingen aan den dag. Inzonderheid behaagde ons de uitvoering van het chorus uit de Schepping van haydn; en hieruit kon men afleiden, wat er uit zulke kinderen zoude kunnen worden, indien zij onderwijs genoten van Zangmeesters, die bij grondige kunde tevens een' goeden smaak paarden. Niet zeer gunstig kon nopens dit laatste ons oordeel uitvallen, toen wij den Heer brachthuyzer (waarschijnlijk hun onderwijzer in dezen) achtervolgens zagen voortreden met een paar zangstukken, welker uitvoering voorzeker van allen muzikalen smaak ontbloot was: ook weten wij niet, hoe de zang van dezen Heer, bij een concert van blinde kinderen, te pas kwam. Hoezeer een der meisjes zich door hare stem gunstig onderscheidde, hadden wij echter wel gewenscht, haar door eene of andere der overigen, al ware het ook door eenvoudiger stukjes, te zien afwisselen. Het orgel-accompagnement (denkelijk geheelenal door den Organist boursse volbragt) was somtijds meer orgel-kloppen dan orgel-spelen; doch over het geheel niet onverdienstelijk. Over de ingelaschte schietpreek houden wij, als niet tot ons vak behoorende, ons oordeel terug; ofschoon wij moeten bekennen, dat dezelve voor ons meer ontstichtend dan opwekkend was. Met genoegen zagen wij de ruime zaal opgepropt met menschen; en echter was, voor zulk een gemengd publiek, de orde en stilte vrij algemeen. Welligt had men nog meer genoegen gegeven, door de plaatsen op verschillende prijzen te bepalen, en gelegenheid tot het bespreken derzelve te hebben verleend. Uitgelezener muzijkstukken, en minder in getal, hadden voorzeker aan deze onderneming nog meer bijval
verschaft, inzon- | |
| |
derheid van die der hoorders, welke niet zoo zeer op quantiteit als qualiteit zien. Doch de voorwerpen zelve, die hier ten voorschijn traden, weêrhouden ons van alle verdere aanmerkingen. Heil der Stad, die zulk een weldadig Instituut onder de binnen hare muren bestaande Stichtingen telt!
| |
Anecdote voor concertgevers.
De volgende, onlangs bij ons ontvangene, letteren kwamen ons niet onaardig voor, om, als toepassing tot het door ons, in de verledene maand, geplaatste, omtrent het geven van Concerten, aan onze geëerde Lezers mede te deelen.
Mijne Heeren!
Onder de genoegelijke oogenblikken, welke mij uwe tot hiertoe, mijns inziens, zoo gepaste muzikale aanmerkingen opleverden, telle ik ook inzonderheid die, welke mij de lezing van het door Ul. in het jongstvorige nommer der Vaderlandsche Letteroefeningen voorgedragene verschafte. Met vermaak zag ik, onder andere, daarin de dikwerf onbeschaamde wijze, om concertlootjes aan den man te helpen, gehekeld. Daar echter velen van deze lieden schier ongeneeslijk moeten worden beschouwd, zoo wil ik hun een der poliete middeltjes mededeelen, om een gedeelte dezer bedelarij met bevalligheid (en hieruit blijkt, dat dit middeltje van de Groote Natie afkomstig is) te bewerkstelligen; aan Ul. oordeel overlatende, om mijn geschrijf al dan niet een plaatsje onder uwe rubriek te vergunnen.
De vrouw of dame, welke zekere Virtuoos (voornemens zijnde alhier concert te geven) bij zich had, eenige jaren geleden, aan een aanzienlijk huis binnen deze stad dinérende, stond onder het dessert op, en bood, uit een sierlijk mandje, aan elk der aanwezigen een paketje aan. Men dacht, dat het eene surprise of muzikaal spelletje zoude zijn; en dit was het inderdaad! Ieder pakje, namelijk, bevatte een meerder of minder aantal eenzelvige thema's, welke alleen door klinkende munt konden worden opgelost. Het waren .... concert-biljetten! Natuurlijk moest elk der manuelijke gasten den Virtuoos voor het minst het dubbeltal Hollandsche guldens, tot erkentenis voor zulk een gracelijk aanbod, offeréren. En - het doel was bereikt.
Als nu de een of ander van die Concertgevers dit thema, om niet lomp te kopiéren, met Fransche vindingrijkheid, naar eisch weet te variéren, zal men hem toch wel niet voor kwelgeest, os mogelijk wel iet ergers, durven uitschelden? Wie weet!.... Practica est multiplex.
Uw bestendige, heilwenschende Lezer,
D. |
|