schuld; en zal ook haar afbeeldsel, voor deze Hollandsche vertaling althans, wel niet naar het leven geteekend zijn. Maar geheel deze Louize is zonder aanmatiging, want zij is een wezen van des Schrijvers verbeelding; evenwel onder onze lieve Hollandsche meisjes vindt men ligt meer dan één, dat dienen kan voor origineel, en welligt is de afbeelding op den titel die van de Hollandsche vriendin der Ehrenbergsche schriften, die, zeer in zijnen geest en toon ingedrongen, de negen-en-twintigste bespiegeling, ter vervolkomening van het werkje, hier, van haar eigen maaksel, heeft ingevoegd. - De bespiegelingen zijn 34 in getal, en van zoodanigen aard, dat zij allezins het voorkomen hebben, de gevoelens te zijn van een meisje van eenen beschaafden geest, en van een voor de genoegens van natuur en godsdienst open en onschuldig hart, welks verbeelding door tooneel- en roman-lektuur nog niet verwrongen is, en dat, zonder de droomen van éénige en algeheele gelukzaligheid door minnarij en huwelijk, hare kommerlooze jeugd vrolijk en dankbaar geniet, en in en door hare genoegelijke eenzaamheid op het stille land, in den zomer, zichzelve, onwetende, op de beste wijze vormt voor alle waardige huisselijke genietingen in de toekomst.
Wij wenschen zeer, dat dit boekje eene aangename handleiding worde van onze lieve Jufferschap, die den zomer doorbrengt op het land, en dat het hare ziel even rein en zacht en beminnelijk vormen of bewaren zal, als wij deze denkbeeldige Louize hier aantreffen. Deze opstellen dragen alzoo onze geheele goedkeuring weg; en, in stede van de dorre lijst der opschriften, of een meer uitvoerig afschrijven van een gedeelte van een of ander geheel, willen wij liever eene en andere korte periode opgeven, waaruit men den geest en het hart van deze Louize, vertrouwen wij, genoegzaam kennen zal.
‘Voor zichzelven te leven, hoe heerlijk is dit! Men leeft inderdaad ook dán eerst voor de menschen, wanneer men voor zichzelven leeft. Hoe folterend, hoe doodelijk is het voor verstand en hart, wanneer men voor de wereld leeft! Terwijl ik voor mijzelve leef, leef ik voor het schoone, goede, en het stille geluk des harte. Ik behoef niets schoon te noemen, dat niet waarlijk schoon is, en mag, zonder op het oordeel der wereld te letten, voor alles mijn hart ope-