De Voortreffelijkheid van den Mensch. Uitgegeven door de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen. Te Amsterdam, bij C. de Vries, enz. In kl. 8vo. 47 Bl. f :-3-:
Het is wel buiten twijfel, dat geene kennis voor der mensch belangrijker is, dan die van zijne eigene natuur en aanleg, en dat alzoo het onderwerp van dit geschrift onder de nuttigste moet gerekend worden. Zekerlijk blijft dat onderwerp altijd onuitputtelijk, en zal de schranderste denker wel nooit over zijne kunde in dezen volkomen te vreden zijn; en hetgeen hij door nasporing dan naauwkeurig weet, dat alles zal hij wel moeijelijk zoodanig kunnen voordragen, dat het binnen den beperkten kring der bevatting komt van dat publiek, voor hetwelk de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen bijzonder werkzaam is. Zoo iets was dan ook de bedoeling dezer Maatschappij niet; zij ontwikkelde zelve hare vraag in dezer voege: ‘Eene eenvoudige, duidelijke en wel bevatbare aanwijzing: 1) Dat de mensch, naar zijne ligchamelijke vermogens, volmaakt is berekend, om aan het oogmerk van zijnen Schepper te beantwoorden. 2) Dat, behalve alle de onderscheidene vermogens, welke hij bezit, zijne driften en begeerten geenszins in zichzelve zondig en kwaad zijn; maar, integendeel, beschouwd moeten worden, als hoogstwijze en weldadige geschenken van God, zonder welke de mensch aan zijne bestemming niet zoude kunnen beantwoorden. En 3) Hoe hij dezelve kan en behoort aan te wenden, tot verheerlijking van God, en de bevordering van zijn eigen geluk.’ Het eenvoudig opstel van Mr. j.a. brand behaalde den gouden eerprijs; en zulks met regt, daar het allezins voldoet aan de vereischten, en, hoezeer, naar den aard des onderwerps, ter vlugtige lezing voor den gemeenen man niet geschikt, evenwel voor denzelven, zoo hij slechts tot opmerkzaamheid en nadenken een weinig is geoefend, verstaanbaar genoeg is; terwijl hij, waar hem iets minder duidelijk was, ligt eenen kundiger vriend vindt, die hem het donkere opheldert. De huisvader zal, bij de aandachtige overpeinzing van dit boekje, overvloedige aanleiding hebben tot belangrijke
gesprekken met zijne kinderen; en wij durven de Leeraars ook wel opwekken, om dit klein geschrift