digen in ons Vaderland voorzeker aangenaam wezen. Meest van eenen praktischen inhoud, zonder daarom alle wetenschappelijke beschouwing te verbannen, verkrijgt het daardoor te meer waarde, omdat onder onze Kunstbroeders die zucht tot bespiegeling niet heerscht, waarmede onze Duitsche naburen zijn aangestoken. Daarenboven bestaat het grootendeels, of liever bijna geheel, uit oorspronkelijke bijdragen, waardoor het zich voordeelig onderscheidt van andere, die bijna uit louter vertalingen zijn bijeengebragt.
De twee Stukjes, welke wij nu voor ons hebben, zijn althans niet minder belangrijk dan de vorigen. Vooral is het vervolg op de in het eerste Stuk geleverde ziekte-geschiedenis eener vlekziekte met bloedstorting (morb. maculos. haemorrhag. Werlhofii) lezenswaardig, bevattende eene volledige en oordeelkundige opgave van de verschillende gevoelens der Geneeskundigen omtrent deze ziekte, welke walop houdt voor zeer na verwant aan de scheurbuik, en van dezelve grootendeels alleen in den graad der zwakte van de vaten acht te verschillen; met welk gevoelen wij ons zeer wel kunnen vereenigen.
Behalve deze schoone Verhandeling, bevat het derde Stukje eene korte bijdrage over de genezing der venerische liesbuilen, door den Heer sander. In eene, naar evenredigheid van het stuk al te lange, inleiding wordt de nadeelige invloed der lucht op wonden en zweren, vooral van prikkelbare en gevoelige deelen, aangetoond, en dit vervolgens op de behandeling dier liesbuilen toegepast; willende de Schrijver, dat men dezelve nimmer met eene ruime opening opene, noch al de stof op eens ontlaste, maar door eene kleine opening langzamerhand, opdat er de lucht zoo min mogelijk op werke. Volgens deze manier, verzekert sander, deze kwaal, sedert jaren, met het beste gevolg behandeld te hebben.
De werkzame en schrandere wachter heeft mede eene bijdrage tot dit Stukje geleverd; zijne aanmerkin-