week bij dozijnen leveren kan; het vertoont de armzaligste ongerijmdheden, zoo platweg daar ter neder gesteld als een verwilderd brein die maar kan opgeven; en alzoo is geen Jan Klaassen's Spel minder uitlokkende, en geen sprookje van het Rood Kousje minder vermakelijk. En echter, von kotzebue schreef het? en het vond vertaler en drukker in Holland! en werd op eenen Hollandschen Schouwburg vertoond! en door een Hollandsch Publiek toegejuicht? neen! dit laatste is ons hoogst onwaarschijnlijk. Geen schimpschrift tegen het Tooneel, en den kunstsmaak van een Publiek, kan, meenen wij, bijtender zijn; en wordt de smaak tot zoodanige vertooningen geleid, dan weten wij waarlijk niet, wat men voortaan ten voordeele van het Tooneelvermaak zeggen kan, indien voor het minst, hetgeen voor verstand en hart volstrekt onvruchtbaar is, zich voor de regtbank der zedelijkheid niet kan verdedigen.
De Heer Tooneeldichter kondigt zich inmiddels (winderig genoeg) als een vijand van belagchelijkheden aan, en meent hier eene proeve te geven, om den zang zoodanig te gebruiken, dat het ten minste waarschijnlijk wordt, dat de handelende personen in dat oogenblik zouden hebben kunnen zingen. Wij vertrouwen, hij heeft zich daarop dan bijzonder toegelegd, en uit dien hoofde iederen kunstregel, en iedere andere schoonheid en waarschijnlijkheid, veronachtzaamd. De lezer of aanschouwer vergenoege zich nu ook met de hooge waarschijnlijkheid, dat eene geschaakte schoone, ten believe van haren gehaten schaker, allerlei liedjes zingt, en, als deze daarbij is ingesluimerd, een zingend schietgebedje gaat doen in den kerker, waar haar geliesde minnaar gevangen zit, ja, bij het uiterste gevaar van ontdekt te worden, een klein extempore opdreunt. De groote waarschijnlijkheden of zeldzaamheden van bedrijf heeft men hierbij toe: b.v. men ziet de jonkvrouw met spel en dans ter bruiloft geleiden; terstond daarop het slot door een aantal dappere mannen omringd en aangevallen; die helden dadelijk weder aftrekken, op de bedreiging, dat men het meisje vermoorden zal. Men ziet al verder den minnaar, dien men haar ontkaapt heeft, in de vermomming van eenen waarzegger, met twee meisjes binnenstappen; men ziet, hoe hij den schaker fopt, hem met de bruid en haar gevolg lokkende naar eenen ouden eik, om een' schat op te delven; men ziet daarbij de in stilte teruggekeer-