(Wij twijfelen zeer, of het geluid van 't Pruissisch kanon niet het meest tot die snelle beweging hebbe bijgedragen.) Deze aanmerking opent eigenlijk de laatste afdeeling, 6.) gedrag van de Kamer der Representanten, na den tweeden afstand van buonaparte; een hoofdstuk, voor de Franschen van belang, niet voor ons, welken het zeer onverschillig kan zijn, wat deze magtelooze Declamateurs, in de veertien dagen, die zij nog na den val huns Afgods met woorden mogten schermen, al dwaasheden te berde gebragt hebben. Voorts is dit stukje in 't algemeen niet kwaad geschreven, en ouderscheidt zich ook boven vele andere door gematigdheid.
No. 2 behelst volstrekt niets nieuws. Het is eene onbekookte, smakelooze Compilatie uit de onderscheidene Bulletins, somtijds in derzelver eigene woorden medegedeeld. Het berigt van den slag bij Quatre-Bras is zeer onvolledig; het zedige berigt van onzen Kroonprins, dat de vijand eenigermate teruggedreven is, wordt niet eens door het verslag van ney, die zich wel degelijk teruggeslagen erkent, aangevuld. Niets is zoo verward, als het berigt van den slag (op bl. 16) tegen de Pruisen bij Ligny. Driemaal wordt genoegzaam hetzelfde gezegd, (bl. 12, 14, 16.) Het getal der aanvallende Franschen, aan dien kant, wordt geschat op 130,000 man, (bl. 12, 14) tegen 80,000 Pruisen. Daar nu (volgens bl. 11) het geheele Fransche leger 150,000 man bedroeg, zouden slechts 20,000 man dier Natie bij Quatre-Bras moeten gestreden hebben; daar ney toch zelf erkent, dat hij drie divisien had. Van den slag bij Waterloo vindt men niets, dan hetgeen in alle nieuwspapieren gestaan heest, of het moest de nieuwe opmerking zijn, (bl. 45) dat de slaap der dooden vast is. De twee Plans schijnen goed, en zijn alzoo, nevens de Kaartjes enz., den prijs van het boekje alléén wel waardig.