De godzaligheid heeft de belofte - ook des tegenwoordigen levens.
De Deensche Gezantschaps-Predikant te Parijs, göricke, verklaarde onlangs in eene plegtige Afscheidsrede, (waarbij hij afscheid gaf aan een groot aantal zijner hoorders, welke, bij gebrek aan eene eigene Lutersche kerk te Parijs, zich in de kapellen der Deensche en Zweedsche Gezanten hadden plegen te vervoegen; maar nu door de gunst der Fransche Regering eene eigene kerk verkregen hadden;) in deze Redevoering, dan, verklaart hij, die gedurende de geheele periode der Revolutie te Parijs geleefd heeft en werkzaam geweest is, aldaar gestadig opgemerkt te hebben: ‘dat bijzondere personen en gansche huisgezinnen, die, door wereldsche bezigheden en den stroom der groote stad weggesleept, den Godsdienst allengs geheel verwaarloosden, niet meer te kerk, niet meer aan het H. Avondmaal gingen, en in dit opzigt, om zoo te spreken, leefden als Heidenen, ondergegaan zijn; maar anderen daarentegen, zoo wel bijzondere personen als geheele huisgezinnen, die zelfs in den boossten tijd hunnen eerbied voor Godsdienst en Christendom ook door deelneming aan den openbaren Eerdienst aan den dag legden, staan bleven, bloeiden en gedijden.’