Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bonaparte. 't Gedrogt is uit zijn hol gestoven; Het brult door woud en velden rond; Het steekt, verwoed, den kop weer boven, En drukt met ijzren tred den grond; Het leeft en ademt in verwoesten, En schendt en scheert de weligste oegsten, Voor 's landmans klagt en kermen doof; Het dreigt met rood - bebloede tanden, Met oogen, die van moordlust branden, En acht de menschheid als zijn roof. Wie zal die landplaag palen stellen, Die rust en bloei en leven rooft? Wie zal die Hydra nedervellen, En kneuzen 't zevenvoudig hoofd? Waar is de Hercules verborgen, Die 't vreeslijk ondier zal verworgen, [pagina 231] [p. 231] Verstikken in zijn eigen bloed? Wien zal de menschheid dank betoonen, Met nooit verwelkte lauwers kroonen, Als 't monster zieltoogt aan zijn' voet? Zijne offers siddren voor zijn plagen, En vlieden voor zijn' ademtogt; Of vallen, door zijn' blik verslagen, En smeeken deernis van 't gedrogt: Zij beven voor de ontstoken woede; Zij kussen de opgeheven roede; Zij vleijen d'opgeblazen waan. Vergeefs! Het ondier woedt nog stouter. Zij stichten 't, laf, een bloedig outer, En bidden 't als hun afgod aan. Het sleept hen meê, zijne offeraren, Gekluisterd aan zijn helsche vaart. Zij volgen, die verdwaasde scharen, En rookend trilt de onzalige aard'. - Houdt moed, houdt moed, verschrikte volken! De Godheid zetelt op de wolken; Het monster is zijn val nabij. Zijn strijd weerstreeft des Hemels zegen; Het spuwt zijn gif der Godheid tegen: De Godheid is zijn weerpartij. Houdt moed! Al dreigt zijn waan den Hemel, Al schudt het de aarde met zijn' klaauw, De Godheid ziet het stofgewemel, En wischt het weg als morgendauw. Houdt moed, houdt moed! Gods donder klatert, Door rots en berg terug geschaterd; De wraakbazuin klinkt vreeslijk schel. Houdt moed! De bliksem in Gods vingren Zal 't gruwzaam ondier nederslingren, En ploffen in het diepst der Hel. Vorige Volgende