Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Welkomstgroet van Elize aan den winter. Welkom, welkom, lieve Winter! Kweeker der gezelligheid; Bij vriendinnen neêrgezeten, Doet gij mij 't tapijt vergeten, Dat uw zuster, Zomer, spreidt. 't Groen tapijt deed de oogen rusten, Ja vervrolijkte ons gemoed; Keur van liefelijke bloemen Deed den mensch een' Schepper roemen, In zijn werken groot en goed. [pagina 46] [p. 46] Kon de Zomer mij verheugen, Gij ook maakt mij niet bevreesd; Winter! wien uw norsche vlagen IJdlen schrik in 't harte jagen, Zij zijn voedsel voor mijn' geest. Zie ik sneeuw, in ligte vlokjes, Vallen op het aardrijk neêr, 't Veld met mollig dons bedekken, 't Kiemend graan tot schutsel strekken, ô! Dan loof ik mijnen Heer. Ieder vlokje, teeder, zuiver, Rein gelijk de dageraad, Roept mij tegen, bij 't betreden: Meisje! houd zoo rein uw zeden; Onschuld zij uw schoonst sieraad. Zie ik 't bladerloos geboomte Vast op stam en wortel staan, 't Roept mij toe: Zoo zal uw wezen Eens voor storm noch rampen vreezen, Van uw ijdel schoon ontdaan. Zie ik hagelbuijen gieren En verduistren heel den dag, Hoor ik woeste orkanen loeijen, 'k Voel in mijnen boezem groeijen, Voor mijn' Schepper, diep ontzag. 't Spieglend ijs stelt mij voor oogen 't Gladde van des levens baan; 't Broze vloertje doet mij lezen: Gij hebt voor gevaar te vreezen, Meisje! leer voorzigtig gaan. Lieve Winter! die zoo dikwerf Mij uw wijze lessen gaaft, Uwe komst doet mij niet schrikken; Neen, gij kunt mijn hart verkwikken, Daar gij mij met wijsheid laaft. robedé van der aa. Vorige Volgende