mannen zelfs van letteren en geleerdheid zich daarmede bemoeiden; dat men zich, op dezen vruchtbaren grond van oude letterkunde, ook over dat onderwerp in de taal van Rome zeer juist wist uit te drukken; dat het wenschelijk ware, dat deze band der gemeenschap van alle volken meer in eere gehouden, en ook tot gezegde einde, ter bevordering van algemeen nut, aangewend wierd, - in één woord, op de handhaving der eere van het vaderland. Wel nu, op eene waardige wijze heeft hij hiertoe gewerkt. Zijn taal en stijl mogen voor den dag komen; zij kenteekenen den welbeschaafden kweekeling onzer, nog steeds beroemde, schole. Zelfs de geheele behandeling draagt, onzes oordeels, de blijkbare sporen van den voedsterling der ouden. En eindelijk de zaken zijn vele belangrijke, welgeordende en wel zamenhangende; zij bewijzen, dat de schrijver met de algemeene belangen van een land, de algemeene middelen om den landbouw te bevorderen, en de inrigtingen en ontwerpen, tot deze en dergelijke einden strekkende, niet slechts bekend, maar ook in staat is die te schatten, te beoordeelen, te wijzigen en aan te vullen door eigen overdenking.
De beoordeelaars der Gottingsche maatschappij zelve hebben zich over het werk van onzen landgenoot zeer gunstig uitgelaten. Zij voegen er alleen bij, dat het een nieuw bewijs oplevert der moeijelijkheid voor eenen vreemden, om de eigenlijke behoeften enz. van een land te kennen, te schatten, te bevredigen door zijne voorgeslagen middelen. De schrijver, zeggen ze, heeft steeds zijn vaderland op het oog; hij heeft dit te meer, daar hij betuigt niet te weten, op welk bijzonder landschap hij zijne theorie moet toepassen, - en wij toch ons noordelijk Saksen bijzonderlijk hebben bedoeld. Onze landgenoot, dit getuigenis bij de uitgave van zijn stuk mede hebbende doen drukken, uit zijne tevredenheid daarover; doch zoo, dat hij met reden vraagt: waarom dan toch aan de uitschrijving der vrage dat bijzonder doelen op Saksen niet zij toegevoegd: met re-