wordt voorgedragen; doch tevens aangemerkt, dat er ten aanzien der bestanddeelen veel verschil in de kina plaats heeft, en dat de scheikundige kennis dier plant ook nog niet genoeg gevorderd is, om daaruit de werking op het menschelijk ligchaam te kunnen opmaken, of eene geneeskundige aanwijzing tot derzelver gebruik te kunnen vestigen. Er wordt dan ook in het overig gedeelte der verhandelinge weinig gebruik van die scheikundige kennis gemaakt, en het blijft bij de bekende en algemeen aangenomen stelling, dat deze bast eene bederfwerende, zamentrekkende, tonische en prikkelende kracht heeft. Wij kunnen echter niet begrijpen, waarom de schrijver de bederfwerende voornamelijk in het kinazuur-zout zoekt. Wij weten niet, dat dit op eenige proeven steunt; en bij gevolgtrekking kan men het niet wel opmaken: want, indien vele zouten die eigenschap bezitten, zijn er daarentegen evenveel andere, welke juist een tegengesteld vermogen uitoefenen.
In het tweede hoofdstuk geeft de schrijver eene bepaling, wat hij door heete ziekten versta, waarin hij de oudere schrijvers, en met reden, meer dan de nieuwere volgt.
Hierop volgt, in het derde hoofdstuk, eene korte beschouwing der zuivere, eenvoudige heete koortsen; waaruit dan wordt opgemaakt, of en op welk tijdstip de kina er in te pas kome. Wij zagen uit hetzelve met genoegen, dat de schrijver dit gebruik in die koortsen zeer bepaalt, en schier alleen in de rotkoorts de kina uit den aard der kwale vindt aangewezen; terwijl hij dezelve, in andere koortsen, met veel omzigtigheid, en alleen in bijzondere omstandigheden, voorschrijft. Dit gedeelte der verhandelinge is inzonderheid zeer zorgvuldig bearbeid. Hier en daar, echter, verliest de schrijver zijn eigenlijk onderwerp uit het oog, en schijnt veeleer eene korte beschrijving der ziekten te geven, en van de verschillende middelen, waardoor men haar tracht te verdrijven, dan zich met het onderzoek bezig te houden omtrent het behoorlijk gebruik der kina.