houdende, verdichting, en durven onze Lezeressen uit den beschaasden stand het werk vrijmoedig aanprijzen. Wij gelooven, dat hetzelve er bij wint, dat het van eene vrouw geschreven is, en wenschen zeer, dat het vele goede vrouwen vorme. Louize, de waarlijk beminnelijke Louize, met hare vriendin Caroline, op het land gevormd, is het waarschuwend voorbeeld, hoe ver de aanleg tot ijdelheid en zucht om te schitteren het anders goede meisje brengen kan, en hoe het waken moet, om niet bij de voorkomende gelegenheid, bij den omgang met ligtzinnige, verachtelijke Coquetten, in de school der groote wereld, te zinken tot verachtelijke laagheid; dàar men alsdan zeer ligt den schijn van deugd verliest, al is het dat men haarzelve in tijds nog gelukkig redt. Louize stortte niet in den afgrond, maar verloor haren goeden naam, hare rust, haren beminden echtgenoot, en geheel haar levensgeluk; en door al dien jammer geleerd en gelouterd, kreeg zij dit alles, na vele smartelijke jaren, eindelijk terug, maar op eene wijze, die men alleen in eenen Roman mag hopen. Caroline, hare vriendin, het goede meisje, dat zich niet veel aanmatigde, omdat het zich, naar het scheen, niet veel aanmatigen kon, maar inderdaad niet minder beminnelijk, en in ieder opzigt niet minder voortreffelijk, is juist het tegengestelde in haar gedrag en in haar lot; geheel haar leven de geachte, achting waardige, beminde, gelukkige echtgenoote en moeder, en hare vriendschap voor Louize langen tijd het éénige, dat deze voor wanhoop en onherstelbaar ongeluk bewaren kon, De echtgenooten van deze beide Dames zijn wezenlijk waardige menschen; die van Louize wel voor zijne te ijdele gade niet berekend, te toegevend, te zwak, maar daarna door zijn ongeluk echter ook tot den regten man hervormd en verheven. De bijpersonen, die hier geene onbelangrijke rol spelen, zijn mede bijzonder leerzaam; als de in
coquetterie uitgeleerde nicht, die Louize bedierf, haar verleidde; het monster, met hetwelk zij huwde, nadat hij haren eersten echtgenoot vergiftigd had; de Graaf, door wien Louize haren goeden naam verloor, en die eindelijk, ook al verbeterd, hare dochter huwt; de Heer Gros, de vriend en raadsman van Louize's echtgenoot, wien teleurgestelde liefde en trouweloosheid tot menschenhaat, vrouwenhaat in het bijzonder, vervormd had, enz. enz. In het bijzonder beviel ons de eindelijke regtvaardiging van de echtgenoote van Gros, lang na haren dood;