Hulde aan Napoleon; toegewijd door een Hollandsch Meisje. Alom. f :-2-:
Eene Hulde aan Napoleon zou ons, in dezen tijd en op dezen grond, ja, aan ironie, maar dan toch aan eene ironie doen denken, het tragische onderwerp passende; en evenwel, wie kan het ontkennen? klinkt het eenvoudig Hollandsch Meisje toch weer zoo boterachtig malsch, dat dit ook wel haast ironie zou kunnen schijnen. Wij waren dus regt benieuwd. En waarlijk, die Hollandsche Meid heeft ons voor ons Hollandsch dubbeltje wat handig gefopt! - Roofgedrogt! rustelooze rustverstoorder! onmenschelijke menschenmoorder! Dwingeland! Keizer buonaparte, bron van leed en smarte! die maar leeft u zelv', en anderen tevens, tot vreugd-geluks-verstorenis! Kom, dat men u maar Duivel noem'! enz. enz. Waarachtig, dat is al eene aardige hulde! En dan zegt zij nog al aan napoleon, dat zij hem niet vleijen wil! - Nu, zij geeft hem toch eenen goeden raad: dat hij kroon en schepter nog maar in tijds zou nederleggen; en ziet, hoe zij dat aandringt:
Gij zijt der menschheid van geen waarde,
Ga! vlugt! naar 't uiterst eind der aarde
Waar u geen menschelijk oog meer ziet;
Daar kunt ge u zelv' eens regt beschouwen,
Zelv' zoo gij wilt een hutje bouwen;
En leven als een herremiet.
Dit ware toch beter, dan dat hij in de bosschen nu nog ging rondloopen, om met leeuwen en tijgers zich in rooven en bloedvergieten te verlustigen, hetgeen zij evenwel ook nog aan zijne keuze laat. De eerste raad is verstandiger. Nu, de Meid meent het goed. Jammer maar, dat zij zich over-vloekt