Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 745]
| |
Mengelwerk.Iets over de spreekwijze: het is ligter dat een kameel ga door het oog van eene naald, enz. Matth. XIX:24. mark. X:25. en luk. XVIII:25Sommige afschrijvers, die nog iets meer dan de overigen van dat beroep wisten, hebben, op de aangehaalde plaatsen van Mattheus en Lukas, de gewone lezing καμηλον in καμιλον veranderdGa naar voetnoot(*), hetwelk een kabel beteekenGa naar voetnoot(†). Met deze niet geheel onoordeelkundige gissing stemmen sommige uitleggers in zoo verre in, dat zij wel het gewone καμηλον behouden, maar aan dat woord de beteekenis van kabel gevenGa naar voetnoot(‡). De grond, waarop zich deze meening bouwt, is deze: dat het meer overeenkomstig met den aard der zake is, te zeggen: een kabel gaat door een naaldsoog, dan: een kameel. Dit schijnt mij evenwel toe geene genoegzame reden te zijn, om van de gewone beteekenis des woords af te gaan. Vooreerst is het onredelijk, hier stipte naauwkeurigheid te eischen, blijkens eene menigte van spreekwoorden, zoo in het N.V. als elders te vindenGa naar voetnoot(§). Ten tweede behooren wij ons oordeel hierover niet te regelen naar ons Westersch gevoel, maar naar dat van den Oosterling, wien het overdrevene meer dan ons gevalt. Eindelijk moeten wij hier het navita de ventis niet uit het oog verliezen, het- | |
[pagina 746]
| |
welk vooral op het gebruik van spreekwoorden toepasselijk is. Op dezen grond vraag ik nu ieder onpartijdig af, wat waarschijnlijker is, dat de Joden hunne spreekwoorden zullen ontleend hebben van kameelen, waaraan het hun niet ontbrakGa naar voetnoot(*), dan van de zeevaart, van welke bij hen reeds sedert jaren geen spoor te vinden was. Het kan zijn, dat de verkwijning des koophandels het getal dezer lastdieren onder hen reeds merkelijk verminderd had; zij bleven toch, vooral voor de bewoners der afgelegene streken, tot de jaarlijksche tempelreizen onmisbaar. Zou men zelfs deze gissing ongerijmd kunnen noemen, dat Jezus, die meestal zijne beelden ontleende uit hetgeen hem in de dagelijksche zamenleving voorkwamGa naar voetnoot(†), tot het bezigen van dit spreekwoord bewogen werd door het gezigt dier kameelen, die óf met zijn gevolg (verg. Mark. XV:41) óf met andere tempelreizigers door Pereë naar Jeruzalem optrokken? Doch dit blijve slechts gissingGa naar voetnoot(§). Ter bevestiging van de gewone verklaring kan mede strekken, dat deze spreekwijze insgelijks voorkomt in den Koran, s. VII:38. welke plaats met de onze volkomen parallel is, uitgenomen, dat, voor hetgeenhier staat, ἡ βασιλεια τον ϑεον, daar het paradijs der Moslemieten is. Bochart wil ook hier aan een kabel gedacht hebbenGa naar voetnoot(**), zich beroepende op het gezag van den Camus, die hier eene andere punctuatie volgt, en het dan verklaart door hablo's-safienati, scheepstouw. Men doet echter, onzes bedunkens, beter, dat men hier de | |
[pagina 747]
| |
menigvuldige spreekwoorden, door den Arabier van zijnen kameel ontleend, in aanmerking neemt, met den Hooggel. willmet de gewone punctuatie volgt, en aan de beteekenis kameel de voorkeur geeftGa naar voetnoot(*). De plaatsen, door vele uitleggers met onze spreekwijze vergeleken, waarin de Rabbijnen van den olifant dergelijke spreekwoorden ontleenen, verdienen hier in zoo verre onze opmerking, dat men redelijkerwijze aan het dier kameel in ons spreekwoord kan denken, zonder dat het bevreemding zal baren. Zouden zelfs de Rabbijnen den kameel in deze spreekwoorden mogelijk niet verwisseld hebben met den olifant, omdat de volken, waaronder zij thans leefden, dit dier tot onderscheidene diensten, vooral in den oorlog, gebruikten, en de Joden hierdoor spoedig den kameel hunner voorvaderen vergaten? W.P. |
|