Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMesmer's magnetismusGa naar voetnoot(*).Alles was verleidelijk in de leer van het Magnetismus; alles, tot den voorstander zelv' toe. De geneesheer, in een lilas of purper kleed, waarop de naald de schitterendste bloemen heeft afgemaald, houdt met zijne zieke de vertroostendste gesprekken; zijne zachtelijk omstrengelende armen ondersteunen haar | |
[pagina 439]
| |
in hare krampachtige beweging, en zijn brandend en teeder oog drukt het verlangen uit om haar lot te verzachten. De afschuwelijke apothekerskraam is uit dezelve voor altijd verbannen; het kristal van een' zuiveren stroom vervangt er hare vergiften, en de handigheid, om het aan een' rozenmond te brengen, geeft het al zijne kracht. Het huis van mesmer is als de tempel der godheid, die alle standen vereenigt. Men ziet hier ordeslinten, abbés, marquisinnen, dienstmeisjes, krijgslieden, pachters, saletjonkers, doctors, meisjes van pleizier, vroedmeesters, schoone geesten, gepruikte hoofden, zieltogenden, sterke en gezonde knapen. Alles kondigt hier iets aantrekkelijks, eenig onbekend vermogen aan; magnetische staven, gesloten tobbes, stokjes, koordwerk, met bloemen bezette en gemagnetiseerde heesters, onderscheiden muzijk-instrumenten, onder andere de harmonica, wier fluitende toonen dezen opwekken, genen eene ligte ijlhoofdigheid veroorzaken, doen lagchen en somtijds schreijen: voeg bij deze voorwerpen beeldsprakige kunsttafereelen, geheimzinnige karakters, met matrassen gestoffeerde kabinetjes, afzonderlijke plaatsen voor de crises geschikt, een verward mengsel van gillen, van snikken, van zuchten, van zingen, van angstig steunen, - alles veroorzaakt door de werking eens onbekenden beginsels. De gansche leer van mesmer is vervat in deze woorden: Slechts ééne ziekte is er op de wereld, en daar tegen heb ik het geneesmiddel in den top van mijnen vinger. - Zie hier den grondslag van zijn stelsel: De geheele omkreits der lucht is met licht vervuld. De lucht omvat alle wereldsche ligchamen. Hare verdunde deeltjes bevinden zich in elk ligchaam. Deze deeltjes zijn, bij het ingaan, bij het uitgaan en dwars doorgaan der ligchamen, de oorzaak der veranderingen, die in dezelve voorvallen. De werking dezer deeltjes opwekkende, wekt men die veranderingen op. Van eene zekere wijze, om dezelven op te wekken, hangt de herstelling der gezondheid af. Maar, om tot deze wijze van ze op te wekken te geraken, moet men de polen van het menschelijk ligchaam en de voornaamste equators volmaaktelijk kennen. De eerste dezer polen, of de zwarte pool, is die van het midden, het centrum der vereeniging van de sterkste gewaarwordingen, door middel van het magnetismus opgewekt. Haar voornaamste zetel is, wat men den hartkuil noemt, en verlengt zich langs de ribben, ter | |
[pagina 440]
| |
regter en ter linker zijde; zij strekt haar vermogen uit tot den navel, en tot aan de deelen, welke de geneeskundigen die van den onderbuik (les hypocondres) noemen. Zij vormen de gewone zitplaats der verstoppingen, der zwartgalligheid, der galophooping, enz. De geschiedschrijvers maken van de tweede pool eene soort van geheim; uit alles, echter, blijkt, dat dezelve aan die van den hartkuil beantwoordt, en, als deze, groot vermogen bezit. De derde pool is die van den boezem, welke, bij de vrouwen, de blanke pool genoemd wordt. Zij strekt zich uit, over de geheele oppervlakte van de borst, tot aan de onderlip naar boven, en tot aan de zwarte pool naar beneden. De vierde pool is die van den mond; de vijfde van den neus; de zesde van de oogen; de zevende en laatste die der handen, welke zich met alle de overigen vereenigt, om te vormen, hetgeen men de equators noemt. Deze polen zijn tot het getal van zeven gebragt, in navolging der zeven planeten, zeven metalen, zeven wijzen van Griekenland, zeven dagen der week, zeven noten in de muzijk, zeven hoofdkleuren, en vooral zeven wonderen der wereld. Alle deze polen vormen equators, die de diepste kundigheden vereischen in ontleed- en sterrekunde, om van derzelver ontmoetingen, vereenigingen en invloeden te spreken. Ontvouwen wij nu, hoe men te werk gaat bij het magnetiseren: dit is, als 't ware, heilig; ik durf het naauwelijks aanroeren; men houde zich dus te vrede met het volgende: Men schaart zich rondom eene gedekte en geheimzinnige tobbe, omzet met staven ijzer, zoo als men ten naastenbij eene ster met zijne stralen afbeeldt: deze tamelijk scherpe ijzers, sommigen van vier voet, sommigen van twee, om den ander geplaatst, dienen om eene dubbele rij rondom de tobbe te vormen. Iedere zieke, het zij rondom het ligchaam, den hals of de voeten, met een koord behoorlijk omwonden, rigt de spits van een dezer ijzers naar de voorname pool, en verwacht met drift, somtijds gedurende zes uren achtereen, de werking, die daarvan het gevolg moet zijn. Verscheidenen bedienen zich van de bovenste ijzers, die op het oog, het oor of het voorhoofd uitloopen; hetgeen een kluchtig schouwspel oplevert; gelijkende het gansche gezelschap, ik kan het niet verzwijgen, naar eene verzameling van kraanvogels, met den bek in het water; maar, van wege het goed, dat er het gevolg van is, ziet men dit | |
[pagina 441]
| |
over het hoofd, en men weet wel, dat zij, die hier bijeen zijn, geene kraanvogelsGa naar voetnoot(*) zijn; getuigen de groote mannen, welke men er dagelijks ziet vergaderd. Vervolgens vormt men de keten, dat is te zeggen, dat ieder zich bij de duimen vasthoudt, nagenoeg een kwartier uurs; het is gewoonlijk gedurende de keten, dat de crises zich openbaren, zijnde een zeer buitengewone toestand, maar noodzakelijk om te genezen. De keten geëindigd zijnde, wrijft elk zijne handen en ademt de magnetische vloeistof in, die zich hier heeft opgehoopt. Zie daar de voorbereidselen. Nu staan de adepten op, en thans beginnen van allen kant de aanrakingen op de verschillende polen, somtijds met behulp van een ijzeren staafje van omtrent tien duim, zijnde regt en eenigzins stomp, maar meestal met het eind van den vinger, inzonderheid bij schoone vrouwen, zorg dragende van altijd de oogen gevestigd te houden op die der persoon, welke men mesmeriseert. Te allen tijde zette de muzijk, een onweêr of het oorlogsgedruisch enz. uitdrukkende, de kwijnende crises aan, en besliste die, welke twijfelachtig bleven; terwijl personen, in eene hevige crisis, verzachting of kalmte vonden in een andantino affettuoso, of eenige pathetieke aria en ton mineur. De verschillende crises zijn dan, elk van haren kant, weldra beslist. Zij beginnen gemeenlijk met een ligt hoestje, dat krampachtig wordt, en spoedig gevolgd van hikken, gillen en buitengewone geluiden; er zijn er, die den hond, de kat, het hoen enz. nabootsen: aan het einde dezer ijlhoofdigheid is men volkomen genezen van alle zijne kwalen. Te midden van dit alles, terwijl deze met zweet bedekt zijn, gene klappertanden van koude, de een in stuiptrekkende bewegingen, de ander uit al zijne magt gapende, is onze Esculaap, voorzittende bij deze misselijke werkzaamheden, onophoudelijk bezig, nu eens in een' hoek de harmonica bespelende, dan weder huppelende van den eenen lijder naar den ander', een of twee vingeren vorkswijze tegenover het voorhoofd houdende van dezulken, die zijnen bijstand het meest schijnen te behoeven. Alleen de rijken konden worden toegelaten tot de geheimzin- | |
[pagina 442]
| |
nige tob. Mesmer wilde echter niet, dat de armen verstoken bleven van zijne weldaden, en, te hunner gunste, magnetiseerde hij een' boom op de Boulevards naar den kant van de rue de Bondy, hetgeen den weinig gegoeden zieken de gezondheid om niet aanbood. De Apothekers werden woedend, ziende heel Parijs zich in dezer voege zuiveren, zonder dat men noodig had tot hunne drankjes de toevlugt te nemen. Zij waren zelfs op het punt van den Koning een smeekschrift aan te bieden. Maar dit werd nutteloos. Er zijn drie oude vrijsters, halve tooverheksen, die men de Schikgodinnen noemt, en met welke men voorgeeft dat zij in naauwe betrekking staan; deze belastten zich met hunne wraak. Van dit oogenblik af aan, wat zie ik, de gedenkschriften van onzen Magnetiseerder doorloopende? - tombes, lijkbussen, grafteekens!... De Apothekers lachten in hunne vuist; de ongelukkige mesmer zag zijne glorie verwelken, en het publiek - keerde tot de cassia en de senebladen weder. |
|