| |
Geschiedkundige Proeve over de wereldlijke magt der Pausen, over het misbruik, hetwelk zij gemaakt hebben van hunne geestelijke bediening, en over de Oorlogen, die zij verklaard hebben aan de regerende Vorsten, en in het bijzonder aan die, welke de opperste magt in Italië uitoefenden; oorspronkelijk uit het Spaansch, en thans uit het Fransch, volgens de tweede verbeterde Uitgave vertaald. Te Breda, bij W. van Bergen. 1812. In gr. 8vo. VIII en 434 Bl. f 3-8-:
Wij hebben den bovenstaanden breeden titel geheel uitgeschreven, ten einde den Lezer in ééns de bedoeling en strekking dezes werks te doen kennen. Het beantwoordt vrij wel aan de beloofde opgaven, natuurlijk niet omstandig, maar toch met genoegzame duidelijkheid. De ongenoemde, Roomsch-katholijke Schrijver, spreekt onbewimpeld over de grove misbruiken, welke den Herder van Rome's Christengemeente van lieverlede tot eenen onbepaalden Gebieder over de magtigste Vorsten van het Christenrijk verhieven, en dus de twee zoo zeer uiteenloopende wijzen van bestuur, geestelijk toezigt door liefde, en wereldlijke heerschappij door vrees, met elkander verwarden.
De verdeeling van dit werk is bij Eeuwen, die wel schijnbaar de gemakkelijkste is, doch aan den anderen kant de groote tijdperken van deze Geschiedenis niet juist verdeelt, daar dezelve weinig met het einde of begin eener Eeuw overeenkomen. Onzes inziens had de Schrijver beter
| |
| |
gedaan, met zijne rustpunten te nemen bij de merkwaardige tijdstippen, door hemzelven, in den loop van dit werk, en in zijne algemeene overdenkingen ten slotte, opgegeven. 1.) Begin en spoedige aanwas van het wereldlijk gezag der Pausen, in de achtste Eeuw, door de zwakheid en den verren afstand der Grieksche Keizers, de zucht der Romeinen naar onafhankelijkheid, waarbij zij den Paus tot beschermer kozen, en de magtige vriendschap en ondersteuning van den nieuwen Frankischen Koning pepijn, en zijnen opvolger karel den Grooten. (De Schrijver twijfelt aan de bekende gift van het Exarchaat, door pepijn, zoo 't heet, aan Paus stephanus in 753 gedaan.) De zwakheid van lodewyk den Vromen en zijner Opvolgers, en hunne onderlinge verdeeldheden, stijfden al mede het gezag der Pausen in de negende Eeuw. - 2.) Verval van het aanzien der Pausen, in de tiende Eeuw, door de schandelijke levenswijze en de buitensporigheden dier Kerkvoogden, waarvan er één openbaar minnaar eener ligtekooi, een ander zoon en afhangeling van eene heerschzuchtige vrouw, de derde en vierde wreedaards, en beulen van hun volk waren. Benedictus IX, in de elfde Eeuw, overtrof schier alle zijne voorzaten in wellust en wreedheid. Ook verminderde het gezag der Pausen allengs: otto de Groote en hendrik III. oefenden te Rome volmaakt het oppergebied uit; doch nu verrees hildebrand (gregorius VII.) en met hem eene grootere magt der Pausen, dan waarop zij immer hadden durven hopen. - 3.) Stoute aanspraken der Pausen, van het laatst der elfde tot het einde der twaalfde Eeuw. Hildebrand
voerde eene strengere kerktucht in, maar verbood (om de Geestelijkheid tot een geducht ligchaam te vereenigen) den priesteren het huwelijk, vereenvoudigde de verkiezing van den Paus, door dezelve tot minder personen te bepalen, en begon dien merkwaardigen strijd met de Keizers, welke, onder den naam der Guelfsche en Gibellijnsche partijen, zoo veel bloeds heeft doen stroomen. Urbanus II. predikte de Kruistogten; paschalis II. ruide 's Keizers zoon tegen
| |
| |
zijn' vader op, en brak den heiligsten eed, op de hostie bezworen. Calixtus II. leide nogtans het geschil bij, en onder de Pauselijke regering van adriaan IV. en alexander III. handhaafde de dappere Keizer frederik Roodbaard zijne regten met veel nadruk. Doch onder eugenius III. verdichtte gratianus de valsche Decretalen, en gaf daardoor verdubbelde klem aan de eischen der Pausen. - 4.) Volstrekte heerschappij der Pausen, in de dertiende Eeuw. Onder innocentius III. scheen het doel bereikt. Hij schreef Koningen en Keizers, ongestraft, de wet voor; gelastte Kruistogten, stelde de Inquisitie in, en onttroonde Vorsten naar verkiezing. (De geestelijke orden vermeerderden zich tevens bijzonder sterk). Gregorius IX, innocentius IV. en clemens IV. vervolgden met woede den braven Keizer frederik II. en het edele Huis van Hohenstauffen, waarvan, d en ten gevolge, de laatste afstammeling konradijn op een schavot het leven verloor, omdat hij het erfgoed zijner Vaderen eischte. Bonifacius VIII. deed nog buitensporiger eischen dan alle zijne voorgangers, en wilde zich schier als eene halve Godheid doen eeren; doch vond zijn' man in Koning filips den Schoonen van Frankrijk. - 5.) Verzwakte invloed der Pausen, door hun verblijf in Frankrijk, tot over het midden der veertiende Eeuw. Sedert clemens V. zijnen zetel te Avignon vestigde, moest men althans den Franschen Koning ontzien; en dezelfde filips de Schoone, die aan de banvloeken van
bonifacius VIII. had blootgestaan, werd door clemens V. gewillig beliefd in de zaak der Tempelheeren. Ook Keizer hendrik VII. deed zijne regten gelden, en de lange regering van lodewijk den Beijer was een gedurige strijd met de Pausen johannes XXII. en clemens VI, welke laatste echter in karel IV. een' veel gedweeër' en onderdaniger' zoon der Kerke vond. Dan, de Romeinsche zetel was meer naar het middelpunt van Europa vooruitgerukt, en er leefden reeds petrarca's, die de weelde en alle de ondeugden van dien
| |
| |
zetel opmerken, en krachtig schetsen konden. - 6.) Ondermijning van het Pauselijk gezag door de groote Westersche scheuring, in het laatst der veertiende en het begin der vijftiende Eeuw. Sedert 1378 was Europa onder twee Pausen verdeeld, waarvan de een zijn' zetel te Rome, de andere te Avignon vestigde, en die elkander wederzijds vervloekten. Frankrijk ontsloeg zich in 1398 plegtiglijk van beider gehoorzaamheid. De Kerkvergadering te Pisa ontzette beide mededingers van hunne waardigheid, en benoemde een' derden tot Paus, doch verdubbelde daardoor slechts de scheuring. De Kerkvergadering van Constantz nam krachtiger maatregelen ter hand, en deed niet slechts Pans johannes XXIII. (dien men zeide, dat driehonderd nonnen verleid had) gevangen zetten, maar ook haar gezag boven de Pausen vaststellen. Volgens die grondstelling wilde ook de Bazelsche Kerkvergadering geëerbiedigd worden, en had hevige geschillen met eugenius IV. Zij benoemde zelfs een' Tegenpaus. Eindelijk werd de Christenheid onder nicolaas V, een' letterlievenden en vreedzamen Kerkvoogd, hereenigd. Frankrijk had intusschen door de pragmatieke sanctie aan het Pauselijk gezag een' sterken knak gegeven. - 7.) Begin of vermeerdering van het Pauselijk Nepotismus, of zucht tot uitbreiding van hun geslacht, in de laatste helft der vijftiende en het begin der zestiende Eeuw. Deze verzwakte heerschzucht, die slechts voor den regerenden Vorst, niet voor het Pausdom, in Italië voedsel zocht, was, volgens onzen Schrijver, een goede afleider tegen de gevaren, waaraan Europa, sedert de hereeniging der Pauselijke magt, zou hebben blootgestaan. Nu waren gruwelstukken, zoo
als de moord der medicis, aangestookt door sixtus IV, en die der vitelli's door cesar borgia, zoon van alexander VI, beiden onder het mom van hartelijke vriendschap, slechts aan de onmiddellijke naburen van den kerkelijken staat gevaarlijk. Julius II. zou bijna het oude stelsel hebben doen herleven; dan, de letteren bloeiden, en luther leefde reeds. - 8.) Verlies der Pauselijke magt
| |
| |
door de Hervorming, in de zestiende Eeuw. Deze allergewigtigste gebeurtenis stelt de Schrijver op verre na niet in het behoorlijke licht, en gewaagt daarvan schier als van eene bijzaak. Langer vertoeft hij bij het Concordaat tusschen frans I. van Frankrijk en Paus leo X. in 1516, waardoor de Koning de regten der Gallicaansche Kerk aan zijn eigen gezag en dat van den Paus opofferde. Paulus III. deed in de bulle in coenâ Domini de beginselen van gregorius VII. bijna herleven, waarvan paulus IV. nog minder verwijderd was, en die, voor een goed gedeelte, door de Kerkvergadering van Trente gewettigd werden. Gregorius XIII. liet den gruwelijken Parijschen moord door geschut en vreugdevuren vieren. Sixtus V. achtte elisabeth van Engeland en hendrik IV. hoog, en toch deed hij beiden in den ban, en ontsloeg hunne onderdanen van alle gehoorzaamheid aan die Vorsten. Zonder de welgevestigde Hervorming, en den onwrikbaren moed der Protestanten, ware Europa verloren, en, onder zoo vele bekwame en heerschzuchtige Pausen, gewis tot de dagen van innocentius III en IV terug gekeerd. - 9.) Zwak bestuur der Pausen van de zeventiende Eeuw. Slechts in het begin dier Eeuw deed paulus V. Venetië in den ban, om de teregtstelling van eenige moordenaars, die juist monniken waren. Dan, Venetië hield zich standvastig, en de Paus moest tot bemiddeling overgaan. Innocentius X. liet, in een' twist met den Hertog van Parma, Castro tot den grond toe slechten, omdat de Hertog achterstallig was in
het betalen van interessen. Dan, deze zwakke woede werd hoe langs zoo magteloozer, en het Protest van dien zelfden Paus tegen den Westfaalschen Vrede kwam bij niemand meer in aanmerking. In 1682 deed men in Frankrijk de beroemde verklaring der vier artikelen van de vrijheden der Gallicaansche Kerke, uitgelokt door de verschillen van lodewijk XIV met innocentius XI. - 10.) Vertraagde ondergang der Pauselijke regering, in de achttiende Eeuw, door de wederkeerige ijverzucht der Vorsten. Even als de Turken, liet
| |
| |
men de Pausen bestaan, opdat niemand zich met hunne Staten zou verrijken. Benedictus XIII. en clemens XIII. waren, veel te laat voor den tijd, doordrongen met denkbeelden der oude Pauselijke oppermagt; benedictus XIV. en clemens XIV, daarentegen, uitmuntende en zachtaardige Kerkvoogden. De laatste gaf aan den wensch van vele Europische Hoven toe, door de afschaffing der Jesuiten-Orde. Van pius VI en VII, als nog te versch in 't geheugen, spreekt de Schrijver niet. Hij besluit met eenige algemeene overdenkingen.
De Schrijver schijnt den Protestanten niet zeer gunstig, die hij overal Ketters noemt; een gebruik, in het geheele beschaafde Europa verbannen. Echter verklaart hij zich ten sterkste voor de algemeene verdraagzaamheid. - De Vertaling is tamelijk vloeijend. |
|