Geweldige liefde.
In het Graafschap Hamps, in Engeland, was zekere Predikants-dochter genoodzaakt, na haars vaders dood, een bestaan als kamenier bij eene oude vriendin harer moeder te zoeken. Zij had de beste opvoeding genoten, was bevallig, verstandig, en vooral ingetogen. Daar haar Heer en Mevrouw, buiten haar, slechts éénen lijfknecht hielden, had emilia, (zoo heette het meisje) die doorgaans thee moest voordienen, dikwerf gelegenheid, een' jongen, vrij rijken Edelman te zien, die de vriend van het huis was. Zij werd ongevoelig verliefd; en toen, bij de ontdekking diens noodlottigen hartstogts, de rede haar gebood, dezelve tegen te gaan, was het reeds te laat, en hare gezondheid begon onder dien hevigen tweestrijd geweldig te lijden. Hare meesteres, die haar hartelijk lief had, deed vergeefs alle pogingen om haar te herstellen; eene verwijdering op het land bij eene vriendin werkte wel voor eenigen tijd, maar de grond der kwaal werd niet weggenomen, en begon bij hare terugkeering, op het gezigt van den beminden jongman, met nieuwe hevigheid te werken. Nogtans besloot zij, liever te sterven, dan zich te verraden; en deze dwang bragt haar op den rand van het graf. De Artsen verklaarden, daar zij in het ligchaam geen' grond voor de kwaal konden vinden, dat die in de ziel moest huisvesten, en dat zij werkelijk in gevaar was. Met vernieuwden aandrang bad hare meesteres het ongelukkige meisje, haar toch dit geheim niet te verbergen, met bijvoeging dat zij alles zou doen om haar, zoo mogelijk, te redden, haar tevens, in geval van hardnekkig stilzwijgen, het dringend gevaar voorstellende. Getroffen door deze teederheid, bekende emilia haar geheim, en onderwierp zich gewillig aan den dood, die al haar lijden zou eindigen. Hare Mevrouw raadpleegde nu haar' man over het geval, en beiden besloten den jongman te polsen. Allengs vonden zij, dat de verdiensten van emilia hem niet
ontsnapt waren; en nu verzochten zij hem, medelijden met haren toestand te hebben. Hij wilde haar zien, begon een gesprek met haar, betuigde zijn verlangen naar hare herstelling, en verklaarde zelfs, dat hij,