Da capo!
Koning frederik van Zweden, uit den huize Hessen-kassel, werd eens, op eene reize, van eene Dorpsgemeente plegtig ontvangen, die haren Predikant aan het hoofd had. De laatste had een lofdicht op den Koning vervaardigd, en zong het met luider stemme op. Verrast door het ongemeene dezer receptie, luisterde de Monarch zeer gunstig toe, en, daar hij de verzen goed vond, zeide hij bij het slot des gezangs: da capo! (nog eenmaal!) De Dichter gehoorzaamde, en de Koning gaf hem aan het einde 50 dukaten. Demoedig buigende, zeide de zanger bij het ontvangen insgelijks: da capo! en frederik vond dezen inval zoo drollig, dat hij niet slechts hartelijk lachte, maar ook werkelijk het geschenk verdubbelde.
In het vorige No., Meng., bl. 348, reg. 2 v.o. staat taal, in plaats van taak.