zich de Bedelaresse op haar post, en rigtte hare aanspraak dus in: ‘Mevrouw! heil zij u dezen dag! heil mede den Heer Generaal! heil beiden al de dagen van het jaar! Droomde ik dezen nacht niet, dat Mevrouw mij een pond thee en de Generaal mij een pond tabak schonk?’ - ‘Maar vrouwtje,’ gaf de Generaal haar te verstaan, ‘weet gij niet, dat de droomen altoos het tegendeel beduiden van 't geen zij ons te verstaan geven?’ - ‘Indien,’ hervatte de Bedelaresse, ‘indien dit waarheid zij, dan zal het beteekenen, dat de Generaal mij de thee en Mevrouw mij den tabak zal schenken.’
De Generaal, getroffen door de vlugheid en geslepenheid van haar vernuft, schonk haar zoo veel, als het voldoen aan den vermeenden droom bedroeg.