Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812
(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 385]
| |||||||||
Mengelwerk.Geschiedenis der gezondheid van het menschelijk geslacht; benevens eene physische karakteristiek des tegenwoordigen leeftijds, in vergelijking met vroegere dagen. eene schets;
| |||||||||
[pagina 386]
| |||||||||
de. Niemand zal ontkennen, dat er een hemelsbreed onderscheid, ook in het physieke, bestaat, tusschen eenen mensch van de negentiende eeuw en van eenen uit den leeftijd van homerus, tusschen eene dame van het eene of andere hof onzer dagen en van dat van eenen david of priamus, tusschen het aantal en het karakter der tegenwoordige ziekten en die der eerste eeuwe, en tusschen de sterfte van den tegenwoordigen en toenmaligen tijd. Zoo min in het physieke als in het zedelijke is het waar, dat er niets nieuws onder de zon geschiede, en hetzelfde altijd wederkeere. De uitwendige voorvallen keeren wel weder; maar hoe geheel anders in het inwendige gevormdGa naar voetnoot(*)! en daarin is toch het eigenlijke leven der wereld gelegen, dat zich in den mensch alleen vertoont. En op deze wijze kan men met de volkomenste zekerheid aannemen en bewijzen, dat de menschheid, ook in haar physiek, thans een standpunt en eene wijziging bekomen heeft, welke zij nog nimmer bereikt had. Het kan ons dus niet onverschillig zijn, te vernemen, waarin hetzelve besta, en waardoor wij daartoe geraakten. Het zij mij vergund, hier eenige denkbeelden daaromtrent mede te deelen, welke ik echter, bij het gewigt en de uitgebreidheid van het onderwerp, slechts als eene schets en fragment wensch beschouwd te hebben. De loop onzer onderzoeking zal de volgende zijn: Vooreerst, waardoor kan, in het algemeen, de gezondheidstoestand van het menschelijk geslacht over het geheel veranderd worden? Ten tweede, welke waren de hoofdzakelijke veranderingen van den physischen gezondheidstoestand van het menschelijk geslacht? Eindelijk, welk is deszelfs tegenwoordig karakter, in vergelijking van den vroegeren leeftijd? | |||||||||
[pagina 387]
| |||||||||
I. Bronnen der verandering van het menschelijk geslacht.Al de oorzaken dezer veranderinge laten zich uit twee hoofdbronnen afleiden, waaruit alles het allernaast ontspringt, wat op de aarde voorvalt: de mensch (of, juister gezegd, het verstand) en de natuur. I. Beschouwen wij de menschheid als een geheel, zamengesteld uit het leven van het enkele, dan bezit dit geheel even zoo goed deszelfs leven als het enkele. Of, om mij juister uit te drukken, er bestaat slechts één leven, het leven der menschheid, voorgesteld in den tijd en de ruimte in die millioenen afzonderlijke en voorbijgaande verschijnselen, die wij menschen noemen, en die wij daarom altijd als vertegenwoordigers of typen van dat eeuwig voortlevend goddelijk denkbeeld der menschheid te beschouwen hebben. Gelijk nu ieder afzonderlijk mensch, zoo heeft ook het leven der menschheid, in zijn geheel, deszelfs streven en bestemming, zijne daaruit voortvloeijende ontwikkelingen, tijdvakken, bloei en veranderingen. En zoo is de eerste en hoofdzakelijke oorzaak dier veranderingen, welke het menschelijk geslacht, zoo wel in deszelfs natuur als vorm, ondergaat, de mensch zelf, het leven der menschheid in den tijd, en de met dit leven onafscheidbaar verbondene ontwikkeling van zichzelve, beschaving genoemd. Onafscheidbaar is de band van het verstandelijke en ligchamelijke in den mensch. Men kan bewijzen, dat het physieke in hem naar het verstandelijke, naar de rede, berekend is. Het geheele leven van den afzonderlijken mensch zoo wel, als der menschheid in het geheel, heeft schier geen doel, wanneer het niet op het verstandelijke, op iets onzigtbaars betrekking hebbe. De geheele zigtbare natuur is in zichzelve doel tot op den mensch; met hem sluit zij zich, en in hem eindigt ook dit doel. De mensch zoude geheel niet aanwezig zijn, zonder eene hoogere wereld. En zoo is het ook met | |||||||||
[pagina 388]
| |||||||||
de menschheid gelegen. De grond voor haar aanzijn in haar geheel is eene hoogere verstandelijke wereld, en de aandrift en het streven van haar leven is niets anders, dan het altijd hooger ontluiken in haar. Zij is een boom, die in de aarde wortelt, en tot den hemel zich uitstrekt in oneindige takken en bloesems. Nimmer zal men dit leven en deszelfs geschiedenis begrijpen zonder dit hoogere doel, dat aan hetzelve zijne beteekenis en zin geeft. Nimmer zal men deszelfs physische zijde juist beoordeelen en waarderen kunnen, zonder de verstandelijke daarbij in aanmerking te nemen, die in den mensch eeniglijk en alleen alles voortbrengt. Dus is het met de zoogenaamde omwentelingen gelegen, die wij gewoonlijk alleen van derzelver politieke, geschiedkundige (zigtbare) zijde beschouwen. Niet datgeen, wat wij zien, en hetgeen juist daarom geheel iets anders is, dan wat zij wilden, is derzelver doel; maar de krachtsinspanning zelve, en de daardoor meer ontwikkelde en hooger gestegene kracht van het werkende, onzigtbare. Van hier ook, dat datgeen, wat ons uiterlijk teruggang of onnutte inspanning schijnt, geenszins van dien aard is, maar altijd een voortgang in de inwendige ontwikkeling der menschheid. Nieuwe krachten werkt de kracht. En zoo blijft het eeuwig waarheid, dat het leven der menschheid een voortgang is, die zijn bepaald hooger doel bezit, dat door niets vernietigd wordt, waarvoor niets te vergeefs bestaat, en dat, ondanks alle schijnbare teruggangen en rondombewegingen, evenwel en juist daardoor, even als het rad door iedere omdraaijing, verder gevoerd wordt. Zoo is ook in het physieke de ontwikkeling van den geest, of de beschaving, de oorspronkelijke bron, waaruit de veranderingen van het menschelijk geslacht te voorschijn treden, en dien ten gevolge zullen wij ook in haar niet slechts tijdelijke veranderingen van vorm (umgestaltungen), maar ook, volgens het boven opgegeven gronddenkbeeld, eene met de verstandelijke overeenkomende voortgaande verandering moeten aannemen. De werking der beschaving | |||||||||
[pagina 389]
| |||||||||
op het physieke is het allernaaste kenbaar door versijning der bewerktuiging, daardoor verhoogde ontvangvatbaarheid voor uitwendige invloeden, en vermindering der ruwe dierlijke kracht. Het dier gaat in dezelfde betrekking te gronde, als het verstand zich ontwikkelt. Nu komt het op de rigting aan, welke de beschaving verkrijgt. Is zij de ware, dat is, het verstand verhoogende en tot beheerscher makende beschaving, dan vergoedt de kracht van het geestige de verzwakking der dierlijkheid, torscht en behoudt het leven door matigheid, tevredenheid der ziel, geregeldheid, beheersching der driften, ja verschaft hetzelve, door de verheffing tot eene hoogere wereld, eene geheel nieuwe levens- en herstellingsbron, waarvan het dier niets weet, en die het voordeel heeft van nimmer uit te droogen, en nimmer verterend, altijd bezielend te werken, ja, den mensch boven de natuur verheffende, eene menigte harer schadelijke invloeden te ontnemen. Is echter de beschaving redeloos, bepaalt zij zich alleen tot zinnelijkheid en genot, drift en dierlijkheid (aardsgezindheid) voedende, dan is zij het verderfelijkste, ook in het physieke, verhoogt de ontvangvatbaarheid en vergankelijkheid, zonder eene andere kracht in hare plaats te stellen, verlaagt ook in het physieke den mensch diep beneden het dier, en verhaast deszelfs vernietiging. Beschouwen wij nu de beschaving in hare afzonderlijke werkingen, zoo valt daaronder alles, wat van den mensch op aarde uitgaat; en zoo zijn de volgende hoofdzakelijke momenten diegene, welke van daar op de physische vorming van het menschelijk geslacht invloed hebben en gehad hebben, die ik echter hier slechts in enkele trekken kan aanduiden. Voedsel en deszelfs verfijning. Buitengemeen is de invloed van het ruwe of verwerkte voedsel op de physische natuur der menschen. Hoe zachter het voedsel, des te teederder de bewerktuiging. Het eerste bevel, waarmede de wetgevers de beschaving van ruwe volken begonnen, was, geen raauw vleesch te eten. | |||||||||
[pagina 390]
| |||||||||
Kleeding, zorg voor de huid, baden, woning, onttrekking aan de koude en ruwheid van het klimaat. Kunsten en wetenschappen; daardoor meerdere verfijning, gemakkelijkheid, zekerheid, schranderheid, genot. Toonkunst en geneeskunde in het bijzonder; de verschillende geneeswijzen en stelsels der geneeskunde hebben eenen onloochenbaren invloed op de wijziging van het physisch karakter der menschheid gehad. Weelde, veelvuldige oorzaak van ziekten. Levenswijze. Ontdekkingen en uitvindingen, zoo wel tot voor- als nadeel des levens. Nieuwe scheppingen der kunst, bij voorbeeld, van den brandewijn en deszelfs invloed; daardoor welligt zelfs voortbrenging van vele ziektestofsen. Tezamenwoning der menschen in groote of kleine hoopen; van buitengemeenen invloed. Staatsgesteldheden. Oorlogen, heerschzucht; verhuizingen, vermengingen der volken, der verschillende menschensoorten. Handel en zeereizen; daardoor overbrenging der voortbrengselen van de eene luchtstreek naar de andere, welke de natuur voor dezelve niet bestemd heeft. Bebouwing van den grond, van de oppervlakte der aarde; kunstige verandering van het klimaat. Hoe belangrijk is Duitschland niet, dat voor 2000 jaren boschachtig, moerassig en ruw was, maar thans eenen milden grond heeft! Zelfs godsdienst, als de hoogste verheffing van den mensch tot het goddelijke en zijn binnenste herscheppende, het meest de dierlijkheid in hem vernietigende en hem de kiem van een hooger aanzijn vol vrede en liefde inplantende. Beslissend was zijn invloed op de eerste roeping van den wilden uit den stand der dierlijkheid. Beslissend is hij nog in de verschillende rigtingen, welke hij aangenomen heeft, op het verschillend karakter der volken. II. De tweede voornaamste bron der invloeden, welke de menschheid aandoen en vormen, is datgeen, | |||||||||
[pagina 391]
| |||||||||
wat niet van den mensch uitgaat; de natuur namelijk, in zoo verre zij aan hare eigene wetten gehoorzaamt. Daartoe behoort de aarde met hare krachten en de planeten, die eenen bepaalden invloed daarop hebben. Of daarbij veranderingen plaats gegrepen hebben, die op de verandering der menschelijke natuur invloed hadden, is mogelijk, maar niet bewezen. Zij kunnen zijn: Veranderingen in de rigting en nabijheid bij de zon; welligt meerdere helling der Ecliptica. Veranderingen van den vorm der aarde; welligt meer klootvormig. Veranderingen harer oppervlakte; vermeerdering of vermindering van bergen, van het water, der gewassen, enz. Veranderingen der inwendige scheikundige natuur der aarde en van den dampkring; af en toeneming der electriciteit, van het magnetismus, enz. Een leven der aarde, dat ook zijne verschillende leeftijden, tijdvakken van toe- en afneming, eene jeugd, thans welligt eene zwakte des ouderdoms bezit. Veranderingen der zon; toe- of afneming harer vlekken, van haar inwendig leven. Hierbij moet vooral gewag gemaakt worden van de schepping van nieuwe natuurvoortbrengselen, welke volstrekt schijnt plaats te hebben. Ik reken daaronder de, door eenen zamenloop van ongewone betrekkingen der natuur mogelijke, voortbrenging van nieuwe fijnere stoffen, die ziekte-verwekkende zijn, en welke dikwijls aanhoudende kunnen worden; zoo als, bij voorbeeld, de peststof, de kinderpokkenstof, de venussmet. Zoo ook datgeen, wat wij epidemische constitutie noemen, en waardoor wij een bederf in de fijne, schier niet zinnelijk of scheikundig te kennen, betrekkingen en bestanddeelen van den dampkring verstaan, welk uit ons onbekende oorzaken ontstaat, nadeelig op de gezondheid werkt, en haar een nieuw en bepaald ziektekarakter mededeelt, dat zich somwijlen staande houdt en vele jaren aanhoudend blijven kan. | |||||||||
[pagina 392]
| |||||||||
II. Geschiedenis der gezondheid.Ik ga thans tot een kort overzigt over van de physische geschiedenis der menschheid, echter in enkele trekken en opgaven. Ik verdeel het geheel in drie hoofdtijdvakken. I Tijdvak. De voorwereld. Eenvoudige, patriarchale, nomadische levenswijze. Leven in de vrije lucht. Staat der natuur. Eenvoudige zeden. Ziekten, alleen door werktuigelijke oorzaken of gewelddadige uitwendige inwerkingen. Geene of geringe sterfte der kinderen. Later en natuurlijker dood. II Tijdvak. De oude wereld. Begin der beschaving. Zamenwoning der menschen in steden. Zittende levenswijze. Alleenheerschingen. Hoven. Weelde. Buitensporigheden. Legerbenden. Verschijning der pest, als eene der oudste ziekten, eerst mogelijk geworden door opeenpakking van menschen in steden en legers; der melaatschheid; zelfs der hypochondrie, (waarvan wij het oudste voorbeeld bij Koning saul vinden.) Ziekten der teeldeelen; krankzinnigheid. Ten tijde van hippocrates reeds vele en velerlei ziekten, maar van een eenvoudiger karakter, bepaalder vorm en sterker hulp der natuur, meer koortsig dan langdurig. Eenvoudige, meer matigende dan geweldig aangrijpende kunst. Rome bezat eerst na een 400 jarig bestaan geneesheeren. Ten tijde van celsus en galenus in het oogloopende vermeerdering en vermenigvuldiging van ziekten, door overmaat van weelde en buitensporigheden; toenemende zwakte van den mensch; vroegere dood. III. De nieuwe wereld. Zij begint met de invoering van het Christendom; met die wonderbare, eeuwig onbegrijpelijke menschelijke gisting, welke wij volksverhuizing noemen, waarin, door eene steeds nog onverklaarbare aandrist, eene menigte ruwe, tot dus verre onbewogene en onbekende volken plotseling uit het Noorden te voorschijn traden en de beschaafde wereld overdekten, | |||||||||
[pagina 393]
| |||||||||
en waardoor ook physisch de oude in zichzelve verzonkene en afstervende menigte weder verfrischt, met nieuwe levensstof bezwangerd en herboren werd. Deze catastrophe is het, welke, verbonden met het Christendom, in het verstandelijke, de nieuwe wereld gegrondvest en haar volstrekt van de oude gescheiden heeft. Zij maakt ook het hoofdzakelijk tijdvak van de vestiging eener nieuwe physische menschheid uit. Haar hoofdkenmerk is, dat de Europesche menschheid het stamvolk der wereld werd, van waar beschaving, zeden, levenswijze, en dus ook physische veranderingen, in het overige gedeelte der wereld overgingen en aan hetzelve haar kenmerk mededeelden. Hare geschiedenis is derhalve slechts de geschiedenis der menschheid. Voor het physieke der menschheid in deze tijdruimte zijn de volgende de hoofd-epoquen en de belangrijkste gebeurtenissen:
| |||||||||
[pagina 394]
| |||||||||
(Het slot hierna.) |
|