Raad tegen het graveel.
(Monthly Repertory of English Literature, Sept. 1811.)
Mijnheer!
Voldoende raad tegen het Graveel eene zeer wenschelijke zaak zijnde, verzoek ik de vrijheid, de aandacht der Lezeren van uw Tijdschrift op een eenvoudig en gemakkelijk middel te bepalen, dat, hoewel sommigen bekend, nogtans op verre na niet zoo algemeen bekend is, als het behoorde te zijn. Dit middel is een aftreksel van wilde wortelenzaad; en deszelfs uitwerking heb ik volkomen en gelukkiglijk aan mijzelven ondervonden.
In Julij en Augustus 1806 had ik verscheidene zeer zware aanvallen van het graveel, telkens veroorzaakt door eenige buitengewone inspanning tot wandelen; een half uur wandelens toereikend zijnde om eene vlaag aan te brengen, welke, door hare pijnlijke en verzwakkende uitwerksels, mij gewoonlijk voor eene geheele week in huis hield. Na vijf of zes van deze martelende vlagen, geraakte ik toevallig in dodley's Annual Register, voor 1766, bl. 163, een brief te lezen, geteekend thomas butler, behelzende een zeer afdoend en nadrukkelijk verslag eener buitengewoon gelukkige genezing door het wilde wortelenzaad. Ik nam er terstond de proef van, en met den besten uitslag; want, naauwelijks had ik het boven vijf of zes dagen gebruikt, of ik was bijna geheel vrij van de afmattende en onaangename toevallen, den lijderen aan het graveel doorgaans eigen, en, binnen kort, verlieten zij mij geheel.
Het was in Augustus 1806, dat ik het wilde wortelenzaad begon te gebruiken, en, van dien tijd af tot op de tegenwoordige ure, ben ik (God dank) geene enkele keer door het graveel gekweld geworden; schoon ik sedert, verscheidene malen, veel grootere wandelingen ge-